31 mei 2024
Wanneer we nog maar net langs Loch Lomond rijden, begint Bob Dylan al te zingen. ‘My heart is in the Highlands.’ In werkelijkheid duurt dat nummer al niet minder dan zestien minuten, bij mij de rest van de dag. Niet dat ik de woorden allemaal zo paraat heb, maar wel het voortdurend herhaalde gejengel van een bescheiden gitaar, een aanhoudend orgeltje en het krakende geneuzel van de bij de opname al wat oudere Dylan. Die weten het allemaal goed vol te houden. Meer dan welke andere muziekmaker weet die man lange nummers te maken, die op eenvoudige manier muzikaal te stofferen en er daarbij voor te zorgen dat het nooit gaat vervelen. Zeg ik dat om ik een Dylanfan ben? Nee, ik ben een Dylanadept omdat hij dat kan. Dus die Dylan in mij hoeft, bevalt me prima op deze dag. Dylan als we rijden, Dylan als we uitstappen, als we over het water van de diverse Schotse meren met hun nevel kijken, Dylan als we de auto op een altijd vol parkeerplaatsje schuiven om daarna in alle stilte wat rond te lopen. Overal zijn toeristen, er is veel verkeer op de weg en op het asfalt van stopplekken, maar overal zijn we alleen, Mente en ik. Mente weet dan nog niet dat ook Dylan er bij is.
Het zou me niet verbazen als de heer Dylan van zijn kant het gedicht van Robert Burns niet uit zijn hoofd kon krijgen toen hij met dit lied begon.
Ik tel vandaag twee fietsers en vijf wandelaars. De heuvels nodigen blijkbaar amper uit om lange wandelingen te maken. Hoeveel van de grond wordt hier trouwens alleen maar gebruikt om er een foto of schilderij van de maken of om even uit te stappen en er op afstand naar te kijken? Natuur is een raar ding.
Highlands van Dylan is een typisch geval van ‘waar je niet bent, daar is het geluk.’ Want als de schorre meester zijn verhaal zingt, is hij in Boston en voelt hij zich zeer ongelukkig. Hij bestelt wat eieren bij een serveerster die in hem een kunstenaar herkent. Ze wil dat hij haar tekent. Dat doet hij bij gebrek aan ander materiaal met een potlood dat zij achter haar oor vandaan haalt, op een servet. Het resultaat bevalt haar niet. Even later loopt hij weer buiten, eenzaam tussen de mensen. ‘My heart ’s in the Highlands.’ Hij is niet waar hij is.
Wij zijn er wel, al moet Mente aan die keer denken dat we door Noorwegen reden. We zaten met acht verdeeld over twee auto’s: mijn ouders, mijn broers, oom Kees, tante Trees, Mente en ik. Zomer 1971. We reden door een landschap dat erg lijkt op waar we vandaag doorheen komen. ‘Toen we een keer waren uitgestapt, wilde je niet mee verder rijden. ‘Niet meer opgesloten zitten in blik,’ zei je. ‘In een auto ben je niet waar je bent.’’
Ik herinner me dat moment nog goed en ik weet ook dat ik gelijk had toen. In een vliegtuig heb je dat helemaal; een trein kan er ook wat van. Maar ook fietsend heb ik het al. Ja, lopend. Zelfs de achtertuin onttrekt zich aan me als ik er doorheen loop. Ik voel de groei van planten niet. Zie de padden niet die zich verstoppen. Ik wil graag ín de dingen zijn.
We rijden door Schotland. Dylan in mijn hoofd en naast me dat meisje van toen. Ik maakte indertijd een foto van haar terwijl ze uitkijkt over Noorse heuvels. Ze had een kort roodbruin jek aan, van velours. Ik hield haar graag vast. Nu nog.
Wanneer we zijn uitgestapt, maak ik een foto van haar terwijl ze zich over varens buigt. Ze houdt van varens.
In het dashboardkastje moet ik nog een usb-stick hebben met alleen maar Dylan. En jawel. Even later rijden we verder en horen we hoe Dylan nog steeds in Boston zit, met zijn hart in de Highlands. Wij rijden door Schotland. Mijn hart zit naast me.