Och Heden – 5 maart 2023

Van Madurodam vonden ze de speeltuin het mooist. Daarover hoefden ze niet lang na te denken. Lukas al helemaal niet. Markus was het meteen met hem eens, ook al had hij zich er in diezelfde speeltuin wel aan geërgerd dat de daarin opgestelde en tot klimrek omgebouwde vissersschuit nog net een maatje te groot was voor een jongetje van vier. In de trein terug naar huis speelde die frustratie blijkbaar niet meer.
Misschien vond hij trouwens de treinreis terug wel het leukst: moe maar voldaan, samen met zijn oma op een bankje. Het laatste stukje, in de sprinter naar Bunnik, kwam daar ook nog Lukas bij.
Ik vond verderop een klapstoeltje naast een meisje dat wat verlegen dichter naar haar moeder schoof, want zij was nog zo klein dat ik er groter door leek dan ik ben. Het meisje had vleugeltjes op haar rug. Daarom moest ze me wel even op weg helpen. Kwam ik nu naast een engeltje te zitten of naast een elfje? Dat kon ik niet goed zien.
‘Ik ben een fee,’ zei ze en ik vond het prompt een beetje stom van mezelf dat ik daar niet aan had gedacht. Zij leek het me te vergeven. Ze schoof zelfs wat dichterbij om me haar gouden kroon te laten zien, een kroon met witte en gouden edelstenen. En dat alles in eerlijk plastic. Ze zette hem op haar hoofd om te laten zien hoe een fee in vol ornaat eruit zag. Het klopte allemaal: blond, vijf jaar, roze, wit en blauwe vleugeltjes en die gouden kroon.
‘Maar geen zilveren slofjes of slippertjes of schoentjes van kristal,’ stelde ik vast. Dat mocht dan zo wezen, maar haar schoenen waren wel erg mooi vond ze zelf en daar had ze gelijk in. Het waren echte All Stars.
Ik veronderstelde dat ze die nog niet zelf kon aantrekken en dat had ze wel gekund met haar vorige schoenen, die met de klittenbandjes.
Daar had ik inderdaad een punt. Met de klittenbandschoenen was ze heel goed geweest, maar ook deze veters kon ze al een beetje. Om het te laten zien, trok ze prompt hard aan twee uiteinden van de veters, maar wel aan de verkeerde. Haar moeder hielp haar om de dubbele knoop eruit te krijgen en de strik los te trekken.
‘Kijk maar. Dat gaat zo. Je doet dit touwtje door dat touwtje en… de rest moet mama doen.’ Dat nam niet weg dat het begin van het grote strikken al in haar vingers zat.
Had ik trouwens al gezien dat er een zeemeermin op haar schoen stond?
‘En wat is dat?’ ‘Dat is een zeemeereenhoorn,’ kon ik haar vertellen. ‘En dat daar is een kwal. Meestal houd ik niet van kwallen. Die kunnen prikken, maar die van jou ziet er wel leuk en vriendelijk uit.’ De moeder van de fee wees nog even op een kogelvis.
Er viel nog heel wat aan die schoenen te ontdekken, maar de trein remde af. Ik zag Mente en de jongetjes opstaan. Volgens mij hadden ze het wel gezellig gehad in de trein.
‘Wedje, opa!’ riep Markus en hij rende weg over het perron. Het was de bedoeling dat ik hem zou inhalen, maar jongetjes van vier lopen tegenwoordig veel harder dan vroeger.