10 maart 2022

Ik keer nog even terug naar het Pionierspad van afgelopen dinsdag.
Voor enige scherpzinnigheid op het gebied van de natuur moet je tijdens de wandeling bij Aat zijn en niet bij mij. Behalve vogel- is hij ook bijzonder spoorgevoelig. Dus terwijl ik me bezighield met de pracht waarmee een zeer welwillend ochtendlicht door de takken van een omgevallen boom viel, had het arendsoog van Aat al de tot scherpe paaltjes gebeten wilgenstammetjes ontdekt die uit de grond staken. We waren toen nog geen paar minuten onderweg.
Ook de omgevallen boom die mijn aandacht had, was een wilg maar hij was niet omgeknaagd door een bever. Hier lag een van de vele slachtoffers van de storm van twee weken geleden. De takken van deze gevelde wilg liepen uit alsof er niets aan de hand was, maar de aanstaande bloei kwam toch echt van een boom die niet meer over wortels beschikte. We zouden die dag nog heel veel voorbeelden van ontwortelde bloei tegenkomen, zoals we ook nog heel veel sporen van bevers te zien kregen.
De beesten moesten heel wat takken versleept hebben en daarom vroeg Aat zich af waar die dan wel gebleven waren. Er waren zoveel beknaagde stammetjes en water was er ook in overvloed. Maar nergens zagen we een opgeworpen dam van takken.
Het gaat heel goed met de beverpopulatie in Flevoland, heb ik begrepen. Ik herinner me nog de pogingen om die in Nederland verdwenen dieren weer terug te zetten in de natuur en het staat me bij dat die opzet aanvankelijk niet eens leek te slagen.
We beleven andere tijden. In Flevoland zwemmen en lopen nu meer dan 250 bevers rond en het kan niet anders of het loflied op de terugkeer van het beest slaat hier en daar om in een klaagzang. Omdat die beesten altijd daar bouwen waar mensen dat niet willen. Dat geldt overigens nog meer voor de mensen zelf, lijkt me, als ik denk aan die wildgroei van windmolens en de onverdroten behoefte aan verdere asfaltering van Nederland, maar ons land wordt nu eenmaal geregeerd volgens de menselijke maat en niet die van bevers of poedels of rode mieren. Overigens gingen al die omgeknaagde bomen mij ook wel een beetje aan het hart.
Aat bleef het ondertussen maar merkwaardig vinden dat hij nergens een plek vond met een door bevers geconstrueerde dam of burcht. Ik hoopte graag eens een bever in het echte leven tegen te komen. Volgens mij ken ik die beesten alleen maar van de dierentuin.
Uiteindelijk had Aat meer geluk dan ik, al is geluk misschien niet helemaal het goede woord. Hadden eerder windmolens in aanbouw ons genoodzaakt een omweg te maken, ook het pad langs de Noorderbocht moesten we vanwege allerlei hekjes plotsklaps verlaten. Of nee, niet zozeer vanwege die hekjes, natuurlijk, maar vanwege het grote gat onder de betonnen deklaag van het pad. Die hekjes stonden er niet voor niks. Hier hadden bevers huisgehouden en dat was te zien aan de enorme hoeveelheid takken. De oever was er volledig ondermijnd.
In 1990 zijn Driepoot en een paar andere bevers ontsnapt uit Natuurpark Lelystad, lees ik, en daar ook begon de opmars van de bevers in Flevoland. De naam Driepoot maakt me trouwens wel een beetje nieuwsgierig.
Gelukkig zijn wij nog niet klaar met het Pionierspad, dus wie weet komen we op een van de volgende wandelingen nog een keer oog in oog te staan met een heuse bever, een nazaat van Driepoot, wie weet.
Hoop doet bever.