12 maart 2025

Steeds vaker kijk ik uit het slaapkamerraam van mijn kinderjaren. Het raam aan de Choorstraat of dat van de Molenstraat, dat maakt niet eens veel uit. Beide ramen lieten het Westland zien. Je zag gebouwen, kerken, schoorstenen, huizen, de boortoren bij Naaldwijk, kassen, van alles waar je wel eens kwam, maar ook plekken die tot je verbeelding spraken, waar je graag eens heen zou gaan, maar je wist niet hoe.
Toen we onze spullen in dit hotel in een buitenwijk van Edinburgh hadden neergezet, maakten we eerst een wandeling door het bos hier vlakbij. We moesten meteen klimmen. In de verte zagen we het glinsteren van de Forth. Dat die zo dichtbij zou zijn, wist ik niet. De dagen dat we hier zijn zien we hem vaker, steeds op afstand. In de stad glinstert hij onverwacht tussen wat huizen door, maar ook vanuit de hotelkamer is ie te zien. Heel onnadrukkelijk: je hoeft hem niet te zien als je niet wilt.
In het Westland hoef je niet zoals hier te rekenen op heuvels en dalen om overheen te kijken, al begint het uitzicht hier steeds meer te lijken op dat van uit mijn kindertijd. Dat heeft met de huizen te maken waar je overheen kijkt, maar algemener met de ruimte waar je ogen doorheen kunnen dwalen. Ik sta hier graag voor het raam en begin me er steeds meer thuis te voelen.
Boven het bed in onze hotelkamer hangt een foto van de Forth Rail Bridge, een metalen gevaarte uit het eind van de negentiende eeuw. Het is en cantileverbrug, een brug met steunpunten en zwevende delen. Voor technische informatie verwijs ik naar internet. Aan de bouw van deze brug is veel ellende en
mislukking vooraf gegaan, maar de droom bleef. Een kostbare droom, ook als het om mensenlevens gaat van mensen die bij de bouw zijn omgekomen. Het aantal is intussen enkele keren naar boven bijgesteld. We zijn de negentig gepasseerd. Dat maakt de brug boven het bed er niet minder betoverend op en het bijzondere is dat je vanuit het raam hier, helemaal rechts, een klein stukje van die brug in het echt kunt zien. Trouwens ook van de twee nog langere bruggen daarachter, die van veel recenter datum zijn. Die hebben niet de betovering van het roodbruine stalen wonder dat trouwens ook op de werelderfgoedlijst staat.
Vandaag bezochten we The Castle en nogmaals de National Gallery (derde keer), maar daarna kon ik me niet bedwingen. Mente bleef ‘thuis’, maar ik pakte een bus die me niet ver bij de brug vandaan bracht. Soms moet je voor een foto ruime afstand nemen, daarom stapte ik een paar haltes eerder uit. Dat had niet gehoeven, want het zicht op de brug werd alleen maar beter. Ik zeg het zonder spijt, integendeel. Het was of de brug ook naar mij toe kwam.
Je kent misschien wel het verhaal van Bomans, waarin zijn hoofdpersoon Erik ‘s nachts in het schilderij boven zijn bed terechtkomt. Het is een droom, weten wij. Maar ook ik verdween in een soort schilderij, in dit geval in de foto boven het bed én in het uitzicht vanuit kamer 207. En het was geen droom. Graag had ik nog even een ritje gemaakt met een van de tweehonderd trams of treinen die dagelijks over de brug heen ‘zweven.’ De jongen achter de bar in het hotel vertelde dat dat iedere keer weer een bijzondere ervaring is. Ik had het toch moeten doen, vond hij. In plaats daarvan nam ik de bus terug naar het hotel. Trein gemist dus, maar blij dat ik alsnog naar die brug ben gegaan.