Och Heden 21 augustus 2023

Een paar weken geleden, gebeurde er alweer niets op de Kooidijk. Geen wandelaar of fietser. Nergens een ooievaar, wel een reiger, een gewone blauwe en zo.
En er stond verderop een vrouw in haar tuin, voorovergebogen, rug naar me toe. Van dichtbij zou Van Gogh een tekening gemaakt hebben, al ging het hier niet om een aardappelrooister, maar om iemand die wat paardensla uit haar gazon trok. Verderop reed een trekker over het land. Het kostte me een beetje moeite om de bestuurder in het vizier te krijgen. Later zag ik ook iemand lopen, over datzelfde hooiland. En toen kwam, ook al in de verte, aan de andere kant van het weggetje, een man achter een heg tevoorschijn. Ik begon beter op te letten en zag ergens een man met een hengel aan het water. Nog veel verder weg, fietsten mensen langs de weg van Westbroek naar Maarssenveen.
Toen ik zelf in de buurt kwam van die weg, waren er meer mensen, want daar is een startpunt waar mensen hun honden graag uitlaten.
Ik moest denken aan de schilderijen van Pieter Breugel de Oude, aan zijn serie van de maanden van het jaar. Nu kan ik beter fietsen dan schilderen, en dat fietsen doe ik graag door vlak land, maar ik benijdde Breugel wel, niet eens zozeer om zijn kwast, maar om het wat hogere standpunt vanwaaruit hij ons op die schilderijen de wereld laat zien.
Je kunt er lang naar kijken. Meestal is er op de voorgrond een tafereeltje dat om onmiddellijke aandacht vraagt, de drie maaisters die op De hooioogst het beeld uit lopen, of de jagers die met hun honden in Jagen in de sneeuw juist het schilderij in lopen. Kijk je wat langer, dan zie je veel meer bedrijvigheid en het houdt maar niet op.
Ik geef me de laatste tijd meer over aan het Breugeliaanse fietstochten, langs de Vecht en door het veengebied boven Utrecht. Ik ben zelf een klein figuurtje in het land, makkelijk over het hoofd te zien. En tegelijkertijd probeer ik anderen te ontdekken. Veel zal me ontgaan. Een vosje ziet me van achter een boomstronk voorbijkomen. Als ik wat meer door de lucht zou kunnen fietsen, had ik veel meer gezien.
Ik heb wel aan een drone gedacht. Lijkt me prachtig. Om zo met een cameraatje meer te zien van de omgeving waarin je fietst. Of loopt.
Of zwemt. Want toen ik zojuist afstapte om in de Maarsseveense plassen te zwemmen ontdekte ik ook in het stille water steeds meer: ik zwom er niet alleen. Ik telde één, nee drie, nee vijf, nee, zes andere zwemmers. De twee vechtende futen vroegen veel aandacht, maar even later zag ik hoe van een afstand twee andere futen ook naar dat gevecht keken, net als twee zwemmers. De drie meerkoetjes her en der hadden er geen belangstelling voor en gleden door het water alsof het vredesduiven waren. We weten wel beter, laat meerkoeten maar schuiven.
Ik zou mijn drone het liefst boven de andere kant van de plas hebben laten zweven, waar meer bedrijvigheid is, en vandaaruit een blik op de prachtige omgeving, met zijn bosschages, zijn kalme ochtenplas met her en der puntjes van zwemmers en wat strepen van wat misschien wel een gevecht was, of een verdrinkende zwemmer.
Zo’n drone is ook veel gedoe. Nu moet ik er zelf van alles bij bedenken, maar misschien is dat wel het betere deel.
Daarom fantaseer ik er ook maar bij dat de oude Breugel vanuit een hoger perspectief zijn schilderij maakt en met twee, drie minuscule streepjes iets in het water of op een weggetje zet waarvan ik zeggen kan: dat ben ik.
* Een gelukkig toeval: nummer 4 van Kunstschrift van dit jaar heeft als thema Zomer met de Breughels, mede naar aanleiding van de tentoontelling Breughel: de familiereünie, van 30 september tot 7 januari te zien in Het Noordbrabants Museun in ’s-Hertogenbosch.