Och Heden – 27 juni 2023

We vermaakten ons uitstekend op de tentoonstelling Ode aan Antwerpen, al zouden we ons ook wel een beetje moeten schamen voor onze lacherigheid. Gerard vatte vanachter zijn broodje met kaas, want we lunchten in het Catharijne Convent, wel mooi samen: die Antwerpse schilders hebben ooit een mooie voorzet gegeven, maar het zijn toch de Hollandse meesters die uiteindelijk gescoord hebben. Dat was heel vriendelijk gezegd.
We weten dat zonder de bloei en vervolgens de val van Antwerpen in 1585 Amsterdam, maar ook steden als Leiden en Haarlem nooit die enorme economische en culture bloei gekend hadden die ervoor zorgde dat we die tijd wel de Gouden Eeuw zijn gaan noemen. Een term die om allerlei redenen een beetje in het verdomhoekje lijkt te komen, maar daar gaat het nu even niet om.
In de tweede helft van de zestiende eeuw kreeg de Antwerpse school een enorme impuls. Er was meer vraag naar schilderijen en de schilders keken niet meer alleen naar hun grote Vlaamse voorgangers, maar ook naar wat er allemaal voor moois ontstond in Italië. Daar gingen ze heen of ze zagen kunst uit die regionen en anders was er wel een leermeester die zich door de nieuwe Renaissancekunst liet inspireren.
Maar het werd allemaal zo veel: de doeken werden volgepropt en regelmatig klopten de verhoudingen niet. En dan werden de doeken ook nog eens zo nadrukkelijk opgehangen aan het verhaal dat verbeeld moest worden. Ik begon daardoor zelfs die eeuwige schone Suzanne vervelend te vinden. Zei ik zelfs? Dat is dan niet helemaal eerlijk, want daar heb ik vaker last van. Vooral als een schilderij me niet overtuigt. Ik kan me dan makkelijk ergeren aan de kuise badende dame en die verlekkerde ‘dirty old men’etjes die haar begluren. ‘Dan zal er ook wel weer zo’n ellendige Sebastiaan hangen,’ zei ik tegen Gerard, want op die bevallige tussen zijn pijlen hangende man heb ik het vaak niet begrepen. Teveel verhaal, teveel excuus. Al die bezwaren houden op als een schilderij goed is, en dat hangt niet af van leeg of vol, veel of weinig historie en vlakvulling of stofbewerking. Overigens hing er geen Sebastiaan.
We waren dus wat lacherig en zoiets geeft geen pas in een museum; er waren trouwens prachtige doeken, zoveel zelfs dat ik deze zomer nog wel een keertje naar het Catharijne Convent wil.
Op het eind van de tentoonstelling hingen drie schilderijen met de titel ‘Christus en de overspelige vrouw’. Sinds Gerrit Achterberg ligt het wat mij betreft meer voor de hand om het te hebben over ‘En Jezus schreef in het zand,’ als het over dit onderwerp gaat. Dat gedicht verlegt de aandacht van de vrouw naar Jezus en dat dan nog wel als dichter van een levend woord, en daar ben ik wel gevoelig voor. Het evangelie van Johannes situeert dit verhaal in de tempel en er wordt verteld dat Jezus zich na de beschuldiging van de vrouw bukt en iets op de grond schrijft. Grond. De Naardense Bijbel zegt dat Jezus iets in de aarde schrijft. Achterberg heeft het over zand. Toen Oussoren zijn vertaling maakte en toen Achterberg zijn gedicht schreef, waren de schilders van de drie doeken met dit verhaal al eeuwen dood. Misschien verklaart dat waarom zij hun Christus op een hardstenen ondergrond laten schrijven, met een lachwekkend wonder als resultaat. Bij Jan van Hemessen is de rechte wijsvinger van Jezus een vernuftig beiteltje dat moeiteloos een complete tekst in hardsteen hakt. Bij Vredeman de Vries en Pickenoy is diezelfde vinger een kloeke viltstift geworden.
De Bijbel vertelt niet wat Jezus schreef en Achterberg gaat daar dan ook meteen op in. Dit is het gedicht:
Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef. Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.Zondig niet meer, zei Hij, Ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de bloswaarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.
De schilders zetten een tekst op het doek die duidelijk zichtbaar is, al kan ik hem niet ontcijferen. Eén ding is me wel duidelijk: van de drie schilderijen over dit onderwerp is het gedicht van Achterberg verreweg de beste.