22 juli 2022

‘Bleek vuur’ was het enige boek van Nabokov waar Tom niet doorheen had kunnen komen. Ik meende me een hilarisch boek te kunnen herinneren dus ik heb het maar weer eens uit de kast gehaald. Ondertussen begrijp ik Tom wel, al vind ik het nog steeds een leuk boek.
In dat boek ontdekt de jonge Zemblaanse vorst in de achterwand van een kast een geheime deur die toegang geeft tot een onderaardse gang, iets wat alle jongetjes in hun fantasie wel meemaken. Door Nabokov moest ik weer aan de mijne denken, onder het houten bureau van mijn vader. Daaronder kon je lekker wegkruipen. Ik weet nog precies hoe het daar rook. Dat is ook niet moeilijk, want het bureau staat nog hier in huis.
De wand aan de achterkant kon je wegschuiven en dan kwam je in een brandweergarage. Dat was vreemd, want het bureau stond tegen de zijmuur waarachter zich de oprit van de familie Hofstede bevond, maar voor een jongetje met een beetje fantasie is dat een bezwaar om fluitend overheen te stappen. Je kon dus van onder dat bureau een jongetje horen mompelen dat er brand was bij Vlotlaan nummer zoveel en dan zei ik dat Visee gebeld moest worden, en Van Spronsen. Die raceten op eigen gelegenheid naar de brand, terwijl Van Galen en ik er met de brandweerwagen op af gingen. Vanonder het bureau van mijn vader heb ik Monster voor aardig wat rampen weten te behouden door tijdig in te grijpen.
Vreemd genoeg droomde ik ook van die geheime deur, maar dan kwam ik niet in de brandweerkazerne uit,
maar op een mysterieuze zolder met veel hout: beschot van kraaldelen,indrukwekkende balken die met elkaar de mooiste constructies vormden die je je maar denken kon, maar waar je ook je hoofd tegen kon stoten als je niet oplette en dat is me meermalen overkomen. Niet in mijn dromen maar op zolders van anderen, want ons huis had een plat dak. Veel later is er bovenop dat huis van ooit alsnog een zolder gebouwd, waaruit maar weer blijkt dat mijn dromen over spannende zolders ook iets visionairs hadden.
Over visionair gesproken: in de dromen die onder mijn vaders bureau begonnen maar die dus naar de zolder voerde die ik mezelf als kind zo toewenste, ging het niet zozeer om de brandweer. Ik weet niet meer wat ik in mijn dromen op die zolder deed, maar wel is me bijgebleven dat brandmeldingen ook daar aan mij doorgegeven werden. En nu gebeurde er iets vreemds. In een droom kreeg ik te horen dat er brand was bij Zeestraat 13.
De volgende ochtend passeerde ik op weg naar school zoals iedere dag de brandweergarage. Een van de deuren had een raampje waarachter een klein leitje geklemd zat en daarop stond vermeld waar de laatste brand was. Die ochtend las ik ‘Zeestraat 13’. Je begrijpt hopelijk dat ik het adres nu even verzin, maar dat ik het adres op het schoolbordje herkende van mijn droom die nacht herinner ik me nog maar al te goed.
Of het een, twee of drie weken later was, weet ik niet meer, maar het gebeurde nog een keer. Nu was ik gewaarschuwd. ‘Zwartendijk 67’ zei ik tegen Dirk (we liepen altijd samen naar school). ‘Daar is brand geweest.’ Ik zei het ruim van tevoren en vertelde erbij dat ik dat gedroomd had. En inderdaad, op het bordje lazen we van de brand op de Zwartendijk. ‘Je wist het al,’ zei Dirk.
Ik was te verbluft om daar tegenin te gaan en liet het zo.