04 maart 2022

Fiets, trein, tram en een korte wandeling brachten ons naar de Zeestraat in Den Haag. Daar bevindt zich, aan de zonnige kant van de straat, Museum Mesdag. Zestig jaar geleden liep ik er alleen naar binnen, met mijn paspoort van de Melkbrigade om er kennis te maken met een wereld waarvan ik denk dat ik die naderhand alleen maar mooier ben gaan vinden. De verstilling van het Scheveningen zoals ik het nooit gekend heb, maar waarover toverachtig licht valt, is troostrijk. Nee, iets om je hart aan op te halen, want hier heerst de betovering als een vergrotende trap van de herinnering. Hier moet je namelijk fysiek een donkere gang door en daarna een trap op waarvan de ‘puzzeltocht’ voor kinderen vraagt of dat een panoramatrap, een wenteltrap of een wendingstrap is.
En dan is daar dus die wereld die niet verandert. Er trekt iets aan je ogen als je op de verhoging staat die het vroegere Seinpostduin moet voorstellen, met dat ronde doek om je heen met aan de oostkant het land en west de zee en het strand waarop bomschuiten liggen terwijl de artillerie van Breitner onverdroten in stilstand voortdraaft.
In tijden van gewoel gebeurde het wel dat ik even aan de stille, van de werkelijkheid van alledag losgeweekte wereld van Mesdag moest denken. Vermeers ‘Gezicht op Delft’ werkt ook zo, trouwens. Vanwege die gedachte gebruikte ik hierboven een beetje voorbarig het woord troost. De gedachte aan een schilderij kan me soms ineens wat meer tot mezelf brengen. Een doek komt je dan te hulp, zomaar. Het Panorama kan dat ook. Zestig jaar Panorama-ervaring. Ik ben er naderhand nog wel vaker geweest, alleen, met Mente, met de kinderen, vorig jaar nog met Gerard en nu dus met Liesje en Klaas, met wie ik respectievelijk 59 en 61 jaar scheel. Precies: weer zestig.
Dank zij hen weet ik dus nu ook dat de wenteltrap inderdaad geen wendingstrap is en ook geen panoramatrap, al vind ik dat wel prachtige woorden, vooral die wendingstrap bevalt me, de wending van voorbijgaan en blijven. Ja, inderdaad, we waren ook nog langs het huis van Couperus gelopen, maar dat heb ik die kinderen niet verteld. Er is voor alles een tijd. Alleen ik zag even de oude Takma lopen.
De illusie van het beschilderde doek wordt gecompleteerd door echt strandzand. Alsof je op een heus duin staat om van daar het Scheveningen en het strand van ooit te kunnen overzien. Vooraan, bij een hekje om het platform waarop we stonden, ligt een oude klomp, maar verder, onderaan dat kunstmatige duin ligt er ook een. Die lijkt de grootte te hebben van een boomstam. In werkelijkheid is ie niet groter dan het klompje bij het hek. Je ogen trekken naar de verte van de zee. Ze botsen weliswaar een paar meter verderop al tegen het beschilderde doek, maar zo ervaar je het niet. Alleen dat merkwaardige trekken aan je ogen vertellen je iets van de illusie waarin je leeft, op dat kunstmatige duin.
Dat probeert die verre megaklomp ook, maar daarvan blijf ik denken dat die gewoon buitenproportioneel was.
Later namen we de tram voor het Scheveningen van nu, met zijn Pier. We liepen de Zeestraat verder uit om bij de halte tegenover het Vredespaleis op lijn 1 te stappen en kwamen langs de ambassade van Oekraïne. Er hingen vlaggen en er stonden wat mensen buiten. Het leek alsof ze een kraampje aan het inrichten waren waar ze straks gevulde koeken zouden verkopen voor een of ander goed doel. Het zag er daar vriendelijk uit.