Och Heden – 22 mei 2023

Het gevaar is dat ik Ineke niet vinden kan. Het begin is makkelijk. Voorbij de ingang van de begraafplaats naar links en dan in een wijde boog naar achteren. In de loop der jaren herken ik allerlei punten, oriëntatiepunten, maar even goed kan ik ze herkennen van een keer dat ik ook al verkeerd liep. Nu kun je op je mobieltje vrij makkelijk nummers terugvinden die corresponderen met de plek waar zich een graf bevindt. In het geval van mijn zus is dat vak 27a en dan graf 7.
Het weer was mooi en mijn zus zou vandaag haar tachtigste verjaardag hebben gevierd als zij niet ruim twaalf jaar geleden was overleden. Voor vak 27a moet je na een tijd de gebaande paden verlaten. Ter bemoediging tref ik zo nu en dan een plattegrond aan. Ik prevel links, links, rechts. Om het te onthouden, maar het werkt niet. Ook is er geen echte logica. Bij vak 28 vraag ik me af of ik te ver gelopen ben. Of ligt 27 er juist achter? Soms meen ik een steen te herkennen en zie ik af van mijn ingeprente route en stiefel regelrecht naar die zwerfsteen in de verte. Het is een andere steen.
Ten slotte kom ik bij graf 7 van vak 27a, een bosachtig landschap, maar hier is het niet. Waar is de grote steen? Het is onmogelijk dat hij weggezakt zou zijn. Weggehaald? Natuurlijk niet! Toch is dit 27a-007.
Onderweg hier naartoe had ik nog over bloemen geaarzeld. Ik houd niet van bloemen die zomaar op de grond te sterven worden gelegd en stond er nou wel of niet een vaas bij het graf? Ik wist het niet. Nu was ik blij dat ik geen bloemen had meegenomen.
Voor alle zekerheid raadpleegde ik nogmaals mijn mobieltje. Ik zag de naam van mijn zus in de display en ook het nummer: 27a-007.
Terwijl ik verder toch maar dwaalde omdat ik niet voor niks van Utrecht naar de Dodeweg bij Leusden was gereden, begon ik vrede te krijgen met de onvindbaarheid van mijn zus. Alsof ze me vroeg waarom ik haar zocht. Zocht ik soms een levende bij de doden?
Mezelf heb ik weliswaar ook een graf toebedacht, al weet ik niet waar, maar nu begon ik toch ook de waarde van verstrooiing in te zien. Opdat er niet meer gezocht hoeft te worden!
Misschien had mijn zus zich intussen postuum onvindbaar gemaakt. Dat was natuurlijk onzin, maar de gedachte beviel me wel.
Vreemd genoeg was ze wel aanwezig tijdens mijn zoektocht. Het gebeurde in mijn tienertijd wel dat Ineke achter me stond en dan met haar dunne vingers door mijn steeds weelderiger lokken woelde. ‘Waarom hebben die jongens hier in huis van dat prachtige haar en moet ik het met dat piekhaar doen?’ zei ze dan. En als ze niets zei, dan bromde ik dat ze moest ophouden, al wist ik dat het een uiting van genegenheid was. Haar vingers hadden iets met mijn haar.
De herinnering kwam aanzweven uit het niets. Ik voelde weer wat ik al lang vergeten was en weg was het weer.
Je had vak 27, 27a, maar na vier keer toch weer bij 27a-007 te zijn langs gelopen, ontdekte ik ook een vak 27b. Dat was het! Ik herkende het hier, herkende ook de steen. Die grote, onoverkomelijke kei. Ik dacht aan mijn fragiele zusje en vroeg haar of ze niet liever verstrooid had willen worden indertijd. Ze zweeg. Ik zag trouwens nog wel een lege vaas.