27 juni 2022

De Islam leert ons dat alle mensen in het zo paradijselijke hiernamaals 33 jaar zijn, dus in de kracht van hun eeuwige leven. Er wordt ook vanuit gegaan dat Adam als 33-jarige geschapen werd. Die leeftijd van 33 heeft ook heel oude christelijke papieren. Ik heb nog even gezocht, helaas vergeefs, dus een naam kan ik niet noemen, maar een niet onbelangrijk geestelijk leider, een bisschop of misschien wel een paus, heeft in de middeleeuwen al verteld dat tot het hemelse gepromoveerde stervelingen die leeftijd hebben. Zo iemand kan dat weten!
Anders dan moslims verwijzen christenen daarbij niet naar de oude Adam, maar naar de nieuwe, Jezus uit Nazareth, die op drieëndertigjarige leeftijd stierf op Golgotha maar drie dagen later niet ver daarvandaan opstond uit de dood en begon aan het eeuwige leven.
Toen ik vanmorgen om kwart voor zes even uit bed was om toe te geven aan enige natuurlijke aandrang, bedacht ik dat ik zoiets tot op de minuut af zeventig jaar geleden ook deed, toegeven aan natuurlijke aandrang, namelijk op het moment dat mijn moeder beviel van een jongetje.
Zij was toen 33 jaar en negen maanden. Dat betekent dus dat zij in de aardse afspiegeling van haar eeuwige hemelse leeftijd grotendeels zwanger is geweest en in de resterende maanden mij de borst gaf. De tekenen bedriegen niet: ik ben een bevoorrecht mens.
Je kunt je afvragen of mijn moeder nu in de hemel haar aardse staat van ooit spiegelt en zich als jonge vrouw in blijde verwachting tussen de engelen beweegt. En daarop voortredenerend mag je jezelf ook de vraag stellen of iets van mij in embryonale staat al in hogere sferen mag verkeren. Zelf heb ik het gevoel van wel.
Ik vermoed trouwens dat mijn moeder gelukkig was in de tijd van haar zwangerschap en mijn geboorte. Ze had al drie gezonde kinderen, de zaak van mijn vader liep goed en hij was dol op zijn vrouw en ook op zijn pal voor mijn geboorte aangeschafte auto die het einde betekende van die voor mijn moeder verontrustende motorfiets waarmee ze samen een vervelende schuiver maakten in de Ardennen, een paar jaar daarvoor. Dat kan wel eens geweest zijn in het jaar dat mijn vader 33 was. Daarom is het maar beter om het daar verder niet over te hebben en het volle licht te laten schijnen op de staat van mijn moeder toen zij in het ondermaanse, om precies te zijn in de Varenstraat te Monster, de leeftijd had die later haar eeuwige deel zou zijn. En daarin past natuurlijk wel een man die van zijn vrouw hield.
Die Austin 7 van mijn vader mocht dan een tweedehands geval zijn, hij droeg wel bij aan zijn prestige, want hij was mooi de eerste autobezitter in de straat. Ik kwam dus terecht in een gelukkig gezin, met toenemend beleg op de boterhammen die ik nog moest leren eten. En dat dus allemaal in het jaar waarin mijn moeder mocht proeven van de leeftijd van het Grote Ooit en Altijd en waarmee ik via een navelstreng, weliswaar niet onlosmakelijk, maar wel intens, verbonden ben.
In de zomer van dat jaar, terwijl ik in de wieg lag te slapen en dankzij de melk van mijn moeder in gewicht toenam, werd van mijn ouders een foto gemaakt die later de basis vormde voor een houtsnede van mijn kunstzinnige neef. In veel huizen hangt hij aan de muur, mijn vader, mijn moeder van 33, die prachtige wagen en achter de gevel van het huis lig ik. Een foto uit mijn jaar nul.