09 september 2022

‘Niet meezingen, dommerd,’ zegt Markus als ik in de auto even meezing met een van de liedjes. Hij moet het vaker zeggen, want dat meezingen gaat vanzelf, daar zijn het de liedjes naar. We moeten altijd beginnen met het door het team van Sesamstraat gezongen ‘Zeven heksen’, hoewel er maar over zes heksen gezongen wordt. Zijn broer hoort liever Herman van Veens ‘Opzij’. Dat is daarom het tweede nummer. Daarna gaat de boel in willekeurig volgorde verder.
Nogmaals, ik probeer echt niet mee te zingen, maar het gaat vanzelf. Het is ook verleidelijk om te kunnen zingen dat je kunt rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en doorgaan.
Zelf ben ik erg gecharmeerd van de liedjes waarin Aart Staartjes soleert. Dat is er na zijn dood alleen maar erger op geworden. Het liedje van de magneetjes bijvoorbeeld, ook al Sesamstraat. Of, een late ontdekking, het liedje Knoop, waarbij iemand met schoenen en al in bed en bad moet omdat de veters niet los kunnen. En vergeet niet die zandkastelen die de zee meeneemt.
Lukas doet het expres, dat meezingen, maar ten diepste is hij een aardig broertje, dus ook hij houdt na een halve regel al op. Hij is trouwens al tevreden met één geïrriteerde reactie van Markus.
Markus is helder. Hij heeft de juiste toon om iets duidelijk te maken en hij gebruikt als het moet geen woord te veel.
Of toch, want dat ‘dommerd’ bevalt me niet. Dat moet eraf, dus daar zeg ik wat van. ‘Ik wil wel stoppen met zingen, maar een dommerd ben ik niet en ik wil ook niet dat je dat zegt. Dat moet je niet doen.’
Ik wil niet alleen dat die mededeling overkomt, maar ook dat die een hinderlijke onderbreking is van Markus’ luisterplezier.
Het heeft effect. Soms ontsnapt hem nog een dommerd, maar het wordt al veel en veel minder. Of mijn woorden (en die van zijn ouders natuurlijk, vlak die niet uit!) of dat welbegrepen eigenbelang daarbij de doorslag geeft, weet ik niet.
Via het spiegeltje boven de voorruit probeer ik soms zijn gezicht te vangen en dan zie ik een jongetje dat stil voor zich uitkijkt. Een aandachtig luisterend jongetje. Op andere momenten, bij de zandbak bijvoorbeeld, begint hij zelf te zingen. Daar laat ook hij op zijn gemak de mensen vliegen en duiken, klagen over hun veter, zingen van de krokodil onder hun bed of de kat van ome Willem, al die liedjes die ik via Spotify verzameld heb. Maar de blik van het jongetje achter me in de auto verraadt niets van wat er in hem omgaat.
Maar als André van Duin na het in koor gezongen lalala zegt dat ie daar nog één keertje gaat en de meute gewoon doorgaat met het gelala, schiet de kleine Markus in de lach, telkens weer, en als ook een tweede poging van Van Duin mislukt, zit hij zelfs te schateren. Lukas grijnst ook, om het Pizzalied, maar ook om de pret van zijn broertje. Het lijkt altijd weer of hij het voor het eerst meemaakt.
Intussen lijkt Markus toch aardig te genezen van zijn ‘dommerd’.
Nee, toch niet. Terwijl ik dit stukje tik, gaat beneden de voordeur open. Gedruis en dan ineens roept een klein jongetje heel hard: ‘Waar is domme opa?!’