08 april 2022

Toen ik vannacht wakker werd, had ik een liedje van Aart Staartjes in mijn hoofd:
De veter zit vast en de veter moet los
Maar ik weet niet hoe dat moet
Daar hoort een aanstekelijke, niet uit te roeien melodie bij, dus slapen zat er even niet meer in. Daarom trok ik de biografie over Willem van Oranje van het tafeltje naast mijn bed om daar wat verder in te lezen. Dat hielp, maar toen ik over Alva las, begon Henriëtte Roland Holst me in te fluisteren dat ‘de zachte krachten zullen zeker winnen.’ Ik kon het haar niet zonder cynisme nazeggen.
De dikke biografie vertelt van een Willem van Oranje met ik niet graag bevriend zou zijn geweest, geloof ik, maar die toch een middenweg probeert te bewandelen in de tijden van polarisatie waarin hij leefde en waarin hij ook het nodige in de melk te brokkelen had. Hij is geen lieverdje en wel een gladjanus, maar er is weldegelijk sprake van moreel besef. Vandaar dat hij niet wil weten van een harde hand. Daar denkt de hertog van Alva anders over. Hij gelooft in het recht van de sterkste. En dat geloof is misschien wel meer een echt geloof dan ik me tot nog toe realiseerde. Ik dacht dat het een wat sombere constatering was die past in het rijtje van de winnaar die altijd gelijk heeft en ook met Abba meezingt dat die alles krijgt. Maar nee, het kan ook een overtuiging zijn, een roeping, wees de sterkste en bewijs dat door te breken en kapot te maken.
Zou er in het Kremlin een vertaling van dit gedicht zijn? Wat zou de Vladja de Verschrikkelijke in lachen uitbarsten als hij dat zou lezen. Je moet inderdaad een dichter zijn om dergelijke softheid op papier te zetten. Zachte krachten…
Een jaar of wat terug liep in De Rode Hoed het personeel rond in een T-shirt met op de rug deze tekst van de dichteres. In die omgeving paste dat ook wel, een cultureel verantwoorde setting met een goed espressoapparaat in de buurt, een interessante lezing om te volgen en dan die beschaafde jongelui in zo’n zwart T-shirt. Dit was de wereld waarin zachte krachten het gewonnen leken te hebben.
Maar dorpen en steden werden en worden uitgemoord en van de zachte krachten in De Rode Hoed zou weinig over zijn wanneer zoals elders in de wereld de gevel van het gebouw aan de Keizersgracht door een raket was weggeblazen. Waar zouden dan die vlotte jonge mensen met hun kekke shirtjes te vinden zijn?
Met andere woorden: ik dacht inderdaad niet meer aan het liedje van Aart Staartjes, de paar bladzijden die ik intussen had omgeslagen, zou ik moeten herlezen en mijn poging om op deze manier weer in slaap te vallen, was mislukt.
Ik begon zelfs een beetje een hekel aan de onnozele Henriëtte Roland Holst te krijgen, met die krachten van haar.
Wanneer schreef ze het gedicht en hoe ging het sonnet verder? Daarvoor moest ik uit bed.
Het gedicht is te vinden als het derde in de bundel Verzonken grenzen en die telt ruim honderd gedichten. Het komt uit 1918. 1918, zeg ik, niet een jaar waarvan de gebeurtenissen ongemerkt langs de geëngageerde Roland Holst voorbij zullen zijn gegaan. Die gedachte gaf me toch weer wat rust. Zou ze dan toch gelijk hebben?
III
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de grote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren
in alle tederheden ruisen horen
als in kleine schelpen de grote zee.
Liefde is de zin van ’t leven der planeten,
en mense’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Henriëtte Roland – van der Schalk, Verzonken grenzen (1918);
René van Stipriaan, De Zwijger. Het leven van Willem van Oranje