11 februari 2022

Voor die nieuwe badkamer er is, vindt er in je huis een vulkaanuitbarsting plaats die zich nauwelijks laat beschrijven. Daarvoor heb je overigens alle tijd, want zo’n uitbarsting neemt weken in beslag, slower motion bestaat niet. Daar komt dan nog bij dat de gevoelservaring bij zo’n verbouwing van elke minuut een stroperige eenheid maakt die veel langer duurt dan zestig seconden. En hier houdt het niet op.
Ook wij kregen een jaar of wat geleden een nieuwe badkamer en ook die verbouwing duurde enkele weken. Toen werd duidelijk dat een badkamer niet een uithoek maar juist het epicentrum is van een woning, maar wij bewoonden ons huis met zijn tweeën, en hadden nog een wasgelegenheid op zolder. Onze badkamer kwam trouwens op de plek van de vorige.
Bij de jongste is dat anders. Daar dringt zich midden op de middenverdieping een badkamer op waar die nooit was, waarvoor zelfs het trappenhuis moest wijken. Naarmate de tijd vordert neem in uitdijende cirkels ook de hoeveelheid gebruikt gereedschap, van schroevendraaier tot mortelbak steeds meer ruimte van de woning in beslag. Het huis is een koortsachtige kloppende wond geworden, waarin mensen wonen, twee volwassenen en twee kinderen die het allemaal blijmoedig nemen zoals het is. Een blijmoedigheid die voor volwassenen na een paar weken amper meer is op te brengen. Vandaar dat telefoontje van de jongste. Of ik soms zin heb om samen met de jongetjes en met haar een pannenkoek te eten bij Rhijnauwen.
Ze woont daar niet ver vandaan en als ze die knullen op hun fiets laat gaan, de een op een gewoon fietsje en die van drie op zijn loopfietsje, dan doet zij er net zo lang over als ik met mijn tien kilometer nodig heb om er te komen.
Die van zes zie ik ver voor de troepen uit aankomen over het bospad. Verderop herken ik zijn moeder aan haar mooie, lange wollen jas, die je al gauw wit zult noemen, maar dat ligt veel subtieler. In deze jas hebben beige en roze elkaar gevonden en ze zijn er beide beter van geworden, een kleur die meer is dan de som der delen. Daarom lijkt deze jas in niets op die van Gerri Eickhof.
De jongste loopt naast haar fiets. De kleine Markus zie ik pas later. Hij beweegt zich als een boomklevertje, niet over de stam van een boom, al zou hij dat ongetwijfeld graag willen. Hij slingert over en nog liever naast het pad en zoekt daarbij het liefst de modder op. Voorbijgangers schrikken omdat ze denken dat hij pardoes een sloot in zal rijden. Dat gebeurt niet, wel zoekt hij de rand van de narigheid zodat zijn fietsje wel eens in de modder rechtop blijft staan, wanneer hij afstapt, om langzaam naar links of rechts te neigen. Hij heeft alles onder controle.
Bij het pannenkoekenhuis zet ik het fietsje van Lukas aan de mijne vast, maar het lukt de jongste niet om het loopfietsje van Markus aan die van haar vast te maken. Dat is geen onvermogen, dat heeft alles te maken met de modder aan dat fietsje en met die lange lichte jas van haar die ook heel bevallig over een smerig wiel kan vallen. Dit is een ongelukkige combi.
Ze moppert op zichzelf. Waarom trekt ze ook zo’n besmettelijke bruidsjas aan ̶̶ ze is er inderdaad in getrouwd, terwijl ik uiteindelijk het fietsje van Markus maar aan mijn stalling toevoeg.
Ik zwijg, maar ik begrijp haar best. Ze is een Assepoes die even naar het bal wil in een pannenkoekhuis.