Och Heden – 16 juni 2023

Gistermiddag liepen we het water van de zee in om ons daar na enige aarzeling in te laten vallen. Ik schrok ervan: had ik het geweten dan had ik dit de hele week al gedaan. Voor het zover was, vertelde een stoere Deen ons dat hij elke dag te water gaat vanaf het moment dat het water dertien graden is. Dat heb je met die vikingen, zei ik, dat zijn echte helden. Op dat laatste wilde hij wel wat afdingen, maar dat hij een viking was, wilde hij graag weten. Ik heb het maar niet gehad over de plundertochten die ze op hun geweten hebben, al wordt aan de juistheid daarvan tegenwoordig ook wel weer een beetje getwijfeld, geloof ik.
De man stelde zich vervolgens juist bescheiden op door te zeggen dat een groep vrouwen hier alle dagen van het jaar komt zwemmen, ook midden in de winter. Sommigen rijden twintig, dertig kilometer, maar ze komen. Niet allemaal tegelijk, al zijn er wel wat onderlinge afspraken. ‘Alleen maar vrouwen,’ herhaalt hij. Ik ben er van onder de indruk, maar voel me niet geroepen verder op het onderwerp door te gaan. Daarvoor zijn we hier niet gekomen.
Heden morgen. ‘Ik draai me nog een keertje om,’ zegt Mente en ik ga alvast uit bed, borstel en scheer wat er geborsteld en geschoren moet worden, maar in plaats van aan het grote wassen te beginnen, loop ik spontaan naar het terras, waar mijn zwembroek nog hangt, om die daar aan te trekken. Bril en handdoek laat ik thuis. Ik heb haast. Het water hier is bijzonder helder. Je ziet de ribbels van het zand. Wel moet ik een eindje lopen voor ik het idee heb dat ik ergens kan zwemmen.
Gisteren viel me de stevigheid van de ribbels al op en daarom verbaasde het me toen dat er eentje leek te bewegen, even. Dat kon een gevalletje van schittering of toevallig gezichtsbedrog zijn. Vanmorgen wordt me duidelijk dat het dat niet is, want ik zie het nu vrij vaak om me heen gebeuren. Het zijn kleine zandkleurige platvissen. Scholletjes? Zou dat verklaren waarom er vier of vijf sterns boven me in de lucht hangen? Om mij zal dat niet wezen. Af en toe duikt er eentje naar beneden, maar nooit gaat er een stern met prooi in zijn snavel weer de lucht in. Jammer voor die prachtige vogels, fijn voor dat scholletje. Zijn het wel scholletjes? Tarbotjes misschien? Ach, ze weten het zelf ook niet. Het is een betoverend gezicht.
Als ik thuiskom, ben ik al weer droog. Ik heb zelfs tijd om thee te zetten voordat Mente de nieuwe dag komt aanschouwen. Het is nog vroeg.
Vanmiddag zijn we nogmaals naar het strand geweest om even te zwemmen. Alleen vanwege dat zwemmen in zee, en dat hoeft niet eens zo lang, zou ik hier nog wel een tijdje willen blijven.
Ik word wat weemoedig van het idee dat we morgenochtend weer moeten vertrekken en krijg zelfs de neiging om alle duinrozen en boterbloemen om me heen te gaan fotograferen, maar een flinke vent laat zich niet kennen. Een flinke vent! Ik had de Deense viking van gisteren namelijk kunnen vertellen dat er in mijn voorgeslacht ook een zeeman zit, afkomstig uit het Noorse Bergen, die een paar eeuwen geleden alweer, in Amsterdam terecht kwam. Waarmee ik maar wil zeggen dat ook door mijn lijf stoer Vikingbloed stroomt, maar goed, ook daar lopen we niet mee te koop. Hij zal het hele stuk wel gezwommen hebben.