24 februari 2022

De prunus bij de achterburen stond nog wat uit te hijgen terwijl hij zwaar leunde op de gelukkig stevige schuur in de aangrenzende tuin.
Toch gaat onze dankbaarheid en bewondering meer uit naar de intussen verdwenen boom. Wortels en een deel van de stam staan er nog, dus ook fysiek blijft de herinnering.
Ook de onstuimig bloeiende takken in onze woonkeuken herinneren aan zijn vroegere glorie, al zullen die het niet lang uithouden. Bloesem is bloesem.
Het verdwijnen van de boom gisteren was onlosmakelijk verbonden met de begrafenis van Trudi. Maar er is nog een dritte im Bunde waaraan ik denken moet. Dat komt door die steunende boom.
Op de vrijdag voor zijn dood gaf ik mijn amechtige hijgende vader als verlaat vaderdagscadeau een exemplaar van de toen populaire kubus van Rubik. Hij was er niet blij mee en heeft er nooit iets mee gedaan. De zondag daarna kwamen hij en mijn moeder langs vanwege de verjaardagen van Mente en mij, we schelen maar een paar dagen. Altijd al, trouwens.
Er werd door iemand een opmerking gemaakt die me niet beviel. Mijn vader stond naast me en hij kende mijn ontvlambaarheid. Daarom legde hij zijn hand op mijn schouder en trok me naar zich toe.
‘Dat mens,’ siste ik.
‘Ze weet niet beter,’ zei mijn vader zachtjes. ‘Laat maar. Ze weet niet beter’ en hij bleef mijn schouder vasthouden. Ik denk dat niemand het gemerkt heeft.
Even daarna zullen hij en mijn moeder wel weer vertrokken zijn, van Utrecht naar Monster.
Daar stond ik twee dagen later aan zijn voeten. Hij lag op de grond in de kamer.
‘Kom nou maar weer overeind, pa. Het grapje heeft nu weer lang genoeg geduurd.’ Hij luisterde niet. Hij was toen al enkele uren dood.
Van de tussenliggende maandag heb ik pas later iets gehoord en gezien. Pa heeft die dag aan het eind van de middag in Poeldijk nog even aan de bar gezeten bij Van Buuren. Dat weten we omdat iemand toen een foto van hem heeft gemaakt. Waar die gebleven is, weet ik niet en dat hoeft ook niet. Het was een matige foto met daarop een man die ontzettend moe is. Hij staart nogal verwezen voor zich uit. Ik denk dat hij er een borreltje heeft gedronken, heel misschien twee, Daar zal het toen bij gebleven zijn.
Daarna is hij naar huis gereden en heeft hij zijn auto in de garage gezet, een paar honderd meter verderop. Omdat hij naast het kerkhof woonde, voerde zijn route langs het hekwerk daarvan. Daar is hij stil blijven staan. Hij heeft twee spijlen vastgepakt als houvast om even uit te kunnen hijgen van zijn wandeling. Een hoestbui had hij niet. Hij stond alleen maar bij te komen van de inspanning. Vervolgens is hij de laatste paar meter doorgelopen naar huis.
De volgende dag is het leven weer gewoon doorgegaan en ’s avonds verloor hij een weddenschap van zijn twaalfjarige kleinzoon die hem een gulden kostte. Toen die en zijn zusje net naar boven waren, kwam die hoestbui die te groot was voor zijn hart.
Ik heb hem dus niet bij dat hek langs de begraafplaats zien staan. Maar toen na zijn dood de man die het wel gezien had dat kwam vertellen, zag ik het onmiddellijk voor me. En daaraan moest ik denken bij de boom van Koos en Annette.
Ook die boom is nu weg, net als mijn vader toen, ook ligt hij nog steeds begraven aan de andere kant van dat hek waaraan hij zich vastklampte, de maandag voor zijn dood.