21 mei 2024
Het ligt wel erg voor de hand om de naam van Prof. Dr. Ir. Akkermans in de mond te nemen, die te noemen en ook te laten circuleren. Daarom zou het sneu zijn om dat nu niet te doen. Of hij een geschikte kandidaat is voor het premierschap? Nee, natuurlijk. Hij zou ijdel genoeg zijn om ja te zeggen als hij gevraagd wordt, dat wel. Iemand met zoveel titels moet toch een behoorlijke staat van dienst hebben. Op de achtergrond weliswaar, op een terrein waarvan het overgrote deel van Nederland geen weet heeft, wat geen bezwaar hoeft te zijn. Er komen in Den Haag wel vaker mensen op de voorste bank te zitten van wie ik voor die tijd nooit hoorde. Een groter probleem met Akkermans is dat hij 35 jaar geleden al voor het eerst genoemd zou zijn voor een ministerspost. Die heeft hij toen niet gekregen, wat niet erg verwonderlijk is, maar wel onpraktisch, want hij bestaat niet, ondanks de vele foto’s en films met interviews. Dat is toch een aandachtspuntje.
Overigens is Akkermans nooit gevraagd. Zijn naam ging rond, dat was alles. Een beetje zoals Plasterk, kun je zeggen. Die overigens wel bestaat, maar die ook nooit gevraagd werd. Wél heeft de heer Plasterk bedankt voor een functie waarvoor hij officieel niet gevraagd werd, dus in de wereld van de onwerkelijkheid, van de irrealis, speelde hij net als Akkermans zijn rol. Bij mij ligt dat heel anders, kan ik je verzekeren. Ik besta echt. En ik ben sinds kort lid van een politieke partij. Niet eentje waarvan vertegenwoordigers aan de formatietafel hebben gezeten, wat blijkens de voorbije formatierondes niet zo’n punt lijkt te zijn. Ik heb de nodige bestuurlijke ervaring. Dat heeft me niet tot een succesvol bestuurder gemaakt, maar zoiets kan nog komen. Een beetje een probleem is wel dat ik mijn mobieltje nogal makkelijk laat slingeren. Het ligt vaak op mijn bureau boven als ik beneden ben, en beneden als ik boven zit. Ik zeg dit vooral voor vriend Wilders die ongetwijfeld op de
hoogte gebracht zal worden van dit stukje. Zelf zal hij het niet lezen, want daar heeft hij de tijd niet voor. Dat begrijp ik. Een tweede keer bellen is in mijn geval wel zo handig, wil ik maar zeggen.
Wie zou hij verder nog kunnen bellen? Als gezegd: er zijn mensen die als een Akkermans een flinke staat van dienst hebben, maar onderwijl wél bestaan, terwijl het gros van ons, van ONS, ze niet kent. Dus wie weet. Wat we nodig hebben, is een weldenkende figuur, die mensen weet te binden en verbinden. Dat zo iemand zelf tot een van de vier coalitiepartijen behoort, is daarom wel erg veel gevraagd. Zo iemand moet dan ook nog het vertrouwen van de heer Wilders hebben én van de heer Omtzigt. Mij schieten onmiddellijk Ien Dales en Madelein Albright te binnen. Helemaal verkeerd natuurlijk. Zij zijn overleden – ja, die irrealis blijft me parten spelen. Bovendien was de laatste een Amerikaanse. Op zich niet een onoverkomelijk bezwaar: als extraparlementair kan, is extranationaal ook mogelijk. Maar nee, we moeten serieus wezen. Het moet een vrouw zijn. Die mannetjes, dat weten we nu wel. Ik blijf haken bij Christianne van der Wal.
Niet doen, schreeuwt het jongetje in mij: je tekent je doodvonnis, want zo is het wel. Je wordt de verrader voor ieder die de komst van dit rechts-conservatieve kabinet verfoeit. En binnen de kortste ook voor de mensen die je op het schild hesen, als je nog enig besef hebt van het gebrek aan realiteitszin waarvan het formatieplan getuigt en de heilloze, doodlopende weg die Nederland als rechtsstaat en als lid van de EU inslaat. En dan die mensen met wie je moet samenwerken! Wil ik dat mevrouw Van der Wal aandoen? Nederland is geen tolerant volk. Ons kent ons.
‘Doe het daarom niet, mevrouw!’ roept nogmaals het jongetje in mij dat het hart op de goede plaats heeft. ‘Dat moet mevrouw Van der Wal zelf beslissen,’ zegt mijn oudere zelf. We zijn met 18.000.000 hier in dit land. Wie is er verstandig, bindend, empathisch en stevig genoeg om een beetje te kunnen reageren op de domheid te waaraan Nederland zich een half jaar geleden overgaf?