Och Heden 29 november 2023
Niet op een wit paard, maar in een rode auto als een mantel om me heen geslagen, reed ik naar Leidsche Rijn. Klaas en Tommie zou van school halen, maar daarvoor zou ik hun huis ingaan om er op de meest geheime en dito voor de hand liggende plek wat cadeautjes te verstoppen, namelijk in de linnenkast in de slaapkamer van hun ouders. In de woonkamer trof ik Lies, tegenwoordig brugklasser. Zij was eerder vrij. Ik vertelde haar dat ik Sinterklaas was, bezig met een zeer geheime missie en ook dat deze Sinterklaas wist dat het meisje op de bank helemaal niet nieuwsgierig was. En dat dat maar goed was ook. ‘Ik ben juist heel erg nieuwsgierig,’ zei ze. ‘Nee, dat ben je niet. Sint is niet gek! Bovendien zit er voor jou niks meer bij want je gelooft niet meer in me. Zo werkt dat.’
Terwijl ik in mijn rode mantel verder reed, vroeg ik me af of Liesje nu al naar de slaapkamer van haar paps en mams was gelopen, want inderdaad is Liesje nieuwsgierig. Ook mijn moeder verstopte de cadeaus die ze met mijn vader op de laatste dinsdag van november in Den Haag was gaan kopen in de kasten van hun slaapkamer. En omdat op woensdagmiddag mijn vader aan het werk was en mijn moeder bij haar vriendinnen zat, kreeg ik alle tijd om alleen of samen met Dirk op onderzoek uit te gaan. Zo had ik al eens uitgebreid gespeeld met een grote oplegger met wel zes autootjes waarmee Sint me een paar dagen later verraste. Rampzalig was de keer, niet op een woensdagmiddag maar op een avond zonder ouders en grote zussen maar wel met grote broer Arie en wat vrienden van hem. Ik haalde toen zelfs een deel van de geplande cadeaus mee naar beneden, ook de rode
jeep, met een afstandsbediening op batterijen en een draadje daartussen. Dat wel. We deden de lichten uit, want de jeep had lampen en een blauw zwaailicht.
Arie en zijn vrienden, jongens van dertien of veertien, rookten stiekem. Dat moest ik (negen) ook maar eens proberen. ‘Zuigen en dan diep ademhalen. Dan is een sigaret lekker,’ zei Kees van der Marel. Ik gehoorzaamde en moest er zo van hoesten dat ik bijna overgaf. Een beetje bijgekomen van de benauwenis, zag ik dat mijn rode jeep het niet meer deed. Piet Bruin snapte er ook niets van. Het ding was ineens gestopt. Misschien iets met de batterijen, dacht Piet. Ik wist wel beter. Het leek de jongens maar beter als ik de pakjes weer inpakte en teruglegde op de plek waar ik ze had gevonden.
Op de avond van Sinterklaas speelde ik enige blijdschap toen ik de kapotte auto uit zijn verpakking trok, al kostte me dat wel moeite. Wat was hij mooi en groot en rood, die jeep. Dat de auto stuk was, was natuurlijk een verdrietige zaak, maar het was op dat moment ook mijn redding: nu kon ik weer gewoon sip kijken. Zoiets moois krijgen en dan werkte het niet. Het is een van de zeldzame momenten waarop ik mijn vader iets met succes heb zien repareren, want na een kwartiertje reed de jeep door de kamer, met mij er achteraan.
Niet lang daarna was hij overigens weer stuk.
Het is nooit wat geworden, tussen die auto en mij. Ik vraag me af of ik in de jaren daarna tegen 5 december nog die kasten op de slaapkamer van pa en moe heb geïnspecteerd.
Ik hoef trouwens niet te weten of Lies even naar boven is gelopen toen ik vanmiddag de deur in Leidsche Rijn achter me had dichtgetrokken.
* Op de foto Liesje met haar overgrootmoeder in vroeger dagen.