Och Heden 30 november 2023
Later, veel later heb ik mijn moeder wel verteld van mijn geheime zoektochten in de weken voor het sinterklaasfeest en dat verhaal heeft zich stevig in haar hoofd genesteld, bleek later.
In oktober of november acht jaar geleden was ik bij mijn moeder op bezoek. Ze had niet lang daarvoor haar 97ste verjaardag gevierd. Lichamelijk ging ze achteruit, ook haar geestelijke wereldje werd kleiner. Er ontging haar veel, al kun je niet zeggen dat ze bezig was van de wijs te raken. Het vlammetje werd kleiner en kwetsbaarder.
Daarover hoefde je met haar niet te beginnen. Ze wilde het niet over haar levenseinde hebben. Niet over eventuele wensen bij haar begrafenis of zo. Mijn broer Joris mocht wel bezig zijn met wat financieel gedoe zodat zij haar nazaten met warme hand nog wat ter wille kon zijn, maar als iemand begon over geestelijk heil of met een bijbeltekst of een lied op de proppen kwam, dan zei ze dat ze zich met dat soort zaken niet bezig hield en dat ik dat wel zou regelen. Op die avond acht jaar geleden werd me dat toch een beetje te gortig. Ze had haar jeugd luid zingende met haar broers en zussen doorgebracht. Er moest toch wel één lied wezen dat haar na aan het hart lag. ‘Je moet niet schrikken, moe,’ zei ik, ‘maar net als andere mensen ga je ook een keertje dood.’ Ze keek me geïnteresseerd aan, als een
vogeltje, want ze was zo krom geworden dat ze altijd een beetje omhoog moest kijken om je te zien, ook als je in een stoel naast of pal tegenover haar zat. Die trouwhartige blik leek te suggereren dat ze toch even open stond voor wat gedachten rond haar afscheid. Tegenover iedereen noemde ze mijn naam als het daarom ging, daarom was het toch ook wel redelijk als ik er een keertje met haar over sprak.
Ze bleef me zo aankijken en ik kon wel 45 seconden over dat afscheid praten. Toen pas viel ze me in de rede en zei ze ‘Linnenkast.’ Ik zweeg, zij ging verder: ‘Ja, dan lag ik in bed en dan kwam jij stilletjes de slaapkamer in en dan zocht je die hele kast door. Op zoek naar sinterklaascadeautjes. Ik vond dat zo vermakelijk, maar ik zei niets, liet niet merken dat ik daar lag te kijken hoe jij de pakjes tevoorschijn trok en heel voorzichtig open maakte. Ik zie het je nog doen.’
Over haar afscheid hebben we het die avond niet meer gehad, daarna trouwens ook niet. Ook heb ik niet gezegd dat ik haar niet geloofde, dat zij zich vergiste, dat zij nooit op bed had gelegen als ik op verkenning ging.
Maar ze heeft het gezien. Dat wil zeggen: ze is voor zich gaan zien hoe het nieuwsgierige jongetje dat ik was op pakjestocht ging en later geloven dat zij dat echt gezien had.
Een paar weken na het mislukte gesprek moest ik haar vertellen dat haar schoonzus was overleden. De volgende dag vertelde ze dat ze maar liever een dagje in bed bleef liggen lummelen. Nee, dat had niks met doodgaan te maken. Dat moesten we niet denken. Ook op 5 december van dat jaar lag zij de hele dag op bed. Er was vrijwel altijd iemand bij haar, ook ik waakte vaak zonder dat ze het opmerkte. Ze overleed op eerste kerstdag.
‘Linnenkast,’ had ze gezegd en: ‘Dan lag ik in bed en dan sloop jij de slaapkamer in en dan zocht je de hele kast door. Op zoek naar sinterklaascadeautjes.’