29 april 2022

Als Markus zijn pet op heeft, moet je geen Markus tegen hem zeggen, want dan heet hij De kleine kapitein. Die pet heeft hij al langer, de naam is nieuw.
Toen we gisteren op afstand langs de kinderboekwinkel liepen, wees zijn grote broer van zes, maar nog leerling van groep 2 naar de etalage met de mededeling dat hij daar met zijn moeder een dik boek had gekocht en dat ze daar ’s avond uit voorlas. ‘Ja,’ vulde Markus aan, ‘De kleine kapitein.’
Je kunt niet zeggen dat ik ongelukkig was toen Mente en ik daar met twee vrolijke jongetjes liepen die wel zin hadden in een bezoekje aan het Nijntjemuseum. Maar domweg en ronduit gelukkig, daar bij de Stadhuisbrug, werd ik door deze opmerking over een moeder die haar kinderen een boek voorleest. En niet alleen wat ballonnetjesteksten bij tekeningen, maar een wereld die gebouwd was met woorden, en inderdaad wel voorzien van de fraaie tekeningen van Carl Hollander. En dan Paul Biegel. Die mag je voor kleinen zonder meer rekenen tot de groten der aarde.
Lukas wist er het meest over te vertellen, maar Markus was het best in staat om de juistheid van wat zijn broer zei te onderstrepen. En als ik iets veronderstelde waarover Lukas even moest nadenken, dan wist Markus luid en duidelijk te vertellen dat ik het helemaal fout had.
Zo had Lukas het over een heel dik boek. Uiteraard kan ik me verplaatsen in de wereld van een kind, dat ben ik zelf ook jaren geweest, maar dik kun je De kleine kapitein niet noemen. ‘Waar ben je nu?’ Ik kon geen bevredigend antwoord geven. Ik heb het boek jaren geleden gelezen en moest het boek nodig weer eens lezen. Dat vertelde ik Lukas. ‘Daar heb ik zin in!’
‘Ga je ons boek dan lezen?’ Ik hoorde de schrik in zijn stem. Het moest natuurlijk niet zo wezen dat zijn eigen opa hem zijn dagelijkse portie voorleesplezier ontnam door dat prachtige boek van De kleine kapitein mee te nemen om het zelf te lezen.
‘Dat mag niet, opa!’ schalde het over de Oudegracht. Dat was Markus.
Ik vertelde dat we het boek zelf thuis hadden liggen. Maar de twijfel was gezaaid. Ik kon immers niet duidelijk genoeg zijn over de inhoud en dan had ik het ook nog eens over een boek dat in mijn ogen helemaal niet zo dik was.
Wel was Lukas zo slim om te vragen of het bij mij ook drie verhalen door elkaar waren. Even dacht ik aan drie verhaallijnen. Daar stond me niets van bij. En zo begon ik te begrijpen dat in het boek waaruit Lukas werd voorgelezen en waar Markus ook met plezier naar luisterde, waarschijnlijk de drie verschillende delen van De kleine kapitein verzameld waren.
Even leek het erop dat Lukas het liefst meteen terug ging naar ons huis om dat boek waar ik het over had eens te zien. Want hij geloofde het maar half, dat Mente en ik dat boek ook hadden en Markus geloofde er al helemaal niets van. Maar zomaar het Nijntjemuseum laten schieten, is ook weer zo wat.
Eenmaal thuis schoot Lukas naar zolder. Nu moest hij het weten! Niet hij maar Mente vond het boekje. Hij bekeek het aan alle kanten, zag de tekeningen, gleed met zijn vinger langs de titel en was gerustgesteld. Dit was inderdaad De kleine kapitein. Maar het was maar één verhaal.
We vonden ook nog het derde deel. Waar het tweede is? Laten we eerst deel een maar weer eens lezen en zes worden.