02 mei 2022

Mijn taalbekwame neef was als kind verslingerd aan De kleine kapitein. Die opmerking verraadt dat wij verschillen in leeftijd. De neef vertelt namelijk ook dat hij vanwege het onbevredigende einde van het boek als kind een ander slothoofdstuk schreef. Dat maakt me nieuwsgierig, want wat heeft hij daar dan van gebakken? Dat zegt hij niet. Wel meldt hij het in een tussenzinnetje dat dat achteraf gezien wel flauw was, dat slot van hem. Of het zo is?
Ik zou dat als kind niet hebben kunnen doen en zou zelf de voorliggende hoofdstukken geschreven moeten hebben, eenvoudigweg omdat De kleine kapitein pas in 1970 verscheen. Mijn neef reageerde uit onvrede met het slot van het boek. Ik liet leerlingen regelmatig een alternatief slot van een verhaal bedenken door plotseling te stoppen met voorlezen. Dan moesten ze zelf verder. Zoiets deed ik nooit met dit boek van Biegel. Daarvoor waren mijn leerlingen te groot.
Biegel kwam hier pas in huis toen onze oudste daar een beetje de leeftijd voor begon te krijgen, ergens in de jaren tachtig. In het boek op zolder staat dan ook zijn naam.
Het tweede deel uit de serie blijft onvindbaar en dat is vreemd, want wie deel één leest, wil meteen door naar het vervolg. Dat geldt veel minder voor deel drie en dat tref ik wel weer aan, nu voorzien van de naam van zoon Jaap. Waar is dan toch dat tweede deel? Ligt het in een kinderkamer in Leidsche Rijn? Niet bij Jaap.
Die doet niet in kinderboeken en ook niet in kinderen. En we hoeven er ook niet voor naar Bunnikside, want daar hebben ze de serie onlangs juist nieuw gekocht, De Grote Kleine Kapitein.
Er is nog iets. Daarvoor ga ik weer even terug naar de reactie van de neef. Hij kan niet een ander slot voor deel een bedacht hebben, want het boek eindigt midden in de handeling, in medias res. Voor deel drie kan ik het me wel voorstellen. Daar blijven Marinka, Dikke Druif en Bange Toontje achter in het havenstadje vanwaar ze ooit met de kleine kapitein op de Nooitlek hun avonturen tegemoet gingen.
Die kleine kapitein zelf is op een dag verdwenen. Dat is een mooi slot, vind ik, maar zo’n open einde kan gevoelig liggen, bij grote mensen, en bij kinderen. Ik kan me voorstellen dat mijn taalbekwame neef zich zo was gaan hechten aan het jongetje aan het roer dat hij ook hem maar liever veilig bij zich in de buurt hield, in dat gefantaseerde havenstadje dat ongetwijfeld veel op het oude Delft geleken moet hebben.
Zelf heb ik me overigens niet zo aan de kleine kapitein gehecht, dat jongetje dat wijdbeens op het dek staat, weinig zegt en zijn ogen gericht houdt op de kim. Toch een beetje een ijskonijn, lijkt me. Dan heb ik meer met de pannenkoeken bakkende Marinka.
Twee van de drie boeken heb ik uit. Het ontbrekende deel komt nog wel een keer.
Ik denk niet dat ik de boeken eerder las, of liever voorlas. Wel herinner ik me Juttertje Tim, Nachtverhaal, maar het meeste voorleesplezier beleefde ik aan de serie Virgilius van Tuil. De boeken van Biegel vragen erom om hardop voorgelezen te worden. Bij Virgilius schmiert Biegel wel eens wat, maar dat kan bij voorlezen geen kwaad.
Nee, die boeken staan niet op zolder. Die haalde ik van de bibliotheek.
Toch even op Boekwinkeltjes kijken voor De kleine kapitein in het Land van Waan en Wijs en voor die Virgiliusserie.