Och Heden – 14 maart 2023

Bij het derde huis wilde een meisje weten waarvoor ik collecteerde. Dat zou deze dagen niet de laatste keer zijn. Amnesty International zegt kinderen niks, daarom vertelde ik van mensen die in de gevangenis zaten, niet omdat ze iets slechts hadden gedaan, maar omdat ze in een vreemd land woonden waar de bazen het niet goed vonden als iemand eerlijk zei dat zij of hij het ergens niet mee eens was. ‘Gelukkig zijn er ook mensen die dat gemeen vinden en die proberen die mensen weer uit de gevangenis te krijgen. Daar is geld voor nodig en daarom loop ik hier.’
Het meisje liep weg en kwam even later terug met een potje slijm. Dat had ze net bij de Kinderopvang gemaakt.
‘Als je dan naar die gevangenen toegaat, met dat geld, moet je ze ook maar mijn potje slijm geven.’ Ik zei dat ik dat niet zelf zou doen. Ik zou alleen maar de bus met geld inleveren en daar paste dat potje niet in.
‘Trouwens,’ zei ik nadat ik nog eens goed had toegekeken terwijl zij met haar potje stond te schudden, ‘maak jij dat potje eens open?’ Dat deed ze.
‘Is dat slijm?’
Het meisje gaf toe dat de slijm nogal mislukt was, het was meer water dan slijm.
‘Nee, dan is die slijm geen goed idee.’ Ze zei het zelf. Dat was gisteravond.
Toen ik daarstraks de kleinkinderen naar huis bracht en vertelde dat ik gauw weer wegging omdat ik weer moest collecteren, gaf zoon Sam me ook wat geld, hoewel ik geen bus bij me had. Dat bracht Klaas op een idee. Nu kon hij zich eindelijk bevrijden van die akelige tiencentsmunt die hij gisteren op het schoolplein had gevonden. De hele dag had hij zich afgevraagd wat hij daarvoor nou zou kunnen kopen, maar er kwam geen oplossing. Het geld brandde in zijn zak.
‘Doe een klein zakje mosterd voor bij een kroket’ had Mente nog gezegd toen ze langs een snackbar liepen, maar dat vond Klaas niet zo’n goed idee. Die Amnestycollecte ervoer hij daarom als een bevrijding.
Dat liet Tommy niet op zich zitten. Die rende naar boven voor zijn spaarpot. Daarvan mocht ik de hele inhoud meenemen. Niet de mooie spaarpot zelf natuurlijk, maar wel het geld. Gelukkig stak zijn vader daar een stokje voor.
Bij een van de laatste huizen rond etenstijd moest ik opnieuw het verhaal van Amnesty vertellen, nu aan een jongetje van zes. Hij knikte eerbiedig. Op de achtergrond had zijn broertje van vijf misschien (?) meegeluisterd. Hij verdween ineens achter de kamerdeur, maar kwam, terwijl zijn moeder nog bezig was om wat euro’s in de bus te stoppen, tevoorschijn met een munt van 50 cent.
Die munt glom zoals ik een munt van 50 cent nog nooit heb zien glimmen. Hij moest splinternieuw zijn geweest en zelfs de nogal weigerachtige zon kwam er even voor tevoorschijn. Die munt was van zuiver goud. Echt waar. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien.
‘Joh,’ riep zijn moeder, ‘die heb je vannacht van de tandenfee gekregen!’
‘Ja,’ zei het jochie terwijl hij voldaan naar de gleuf van de bus bleef staren.