02 januari 2022 |
Op 2 januari kwam oom Leen binnen en dan begon het grote bellen. Oom Leen kroop in de hoorn van de telefoon, want wat hij deed, deed hij altijd met volle, wat kinderlijke en daardoor innemende overgave. Hij belde vakantieparken op de Veluwe om voor het komende jaar een aantal huisjes te scoren. Dat waren er in ieder geval twee voor twee gezinnen van zes tot acht personen, maar er werd doorgaans ook een derde huisje geconfisqueerd, meestal wat kleiner. Dat was er voor verwanten of vrienden die het ook wel leuk vonden om straks een deel van de vakantie met ons te delen. Gisteren viel het licht mooi in de kamer waardoor die er een beetje nieuwjaarsachtig uitzag, als een ruimte die mogelijkheden biedt. Nu staat de kerstboom er nog – en gelukkig maar, want ik ben heel erg van de kerstboom – en ook de kerstkaarten trekken nog hun slingers langs de wand, maar het heldere januarilicht maakt duidelijk dat er andere tijden komen. Over veertien dagen ziet die kamer er heel anders uit. De meubels zijn eruit, want de boel moet nodig gesausd worden. Dat is alvast het agendapunt voor dit jaar. 2022 staat te trappelen om beslag te leggen op de nieuwe kalender. Een ding moet in ieder geval anders dan in 2021, want toen is ons uithuizige leven bijzonder verbroddeld en vermorst. We waren een prachtige midweek in Groningen, dat wel, en met de mij dierbare psychotherapeut fietste ik een paar dagen, maar de vreugde van een weekje Terschelling sloeg om in onvrijwillige gevangenschap, kortademigheid en hoofdpijn. Zweden ging niet door. Het grote fietsen ging niet door en hotelbonnen lieten we verlopen. Dat moet dit jaar echt anders en het is alsof de kloeke oom Leen me even vermanend op de schouders tikte: ook je vreugde moet je regelen. Tussen de bedrijven door ben ik bezig om de fotoalbums van mijn ouders te digitaliseren. Daarin tref ik ook de foto’s aan van onze vakantie in het Hazendal in Ede. Dat was in 1962. Er is ook een foto bij met mijn moeder en tante Nel, dat zijn de moeders van de twee vaste vakantiegezinnen. Hij zit tussen de andere vakantiefoto’s van die zomer in. En nu pas, zestig jaar na dato, zie ik dat beide vriendinnen poseren voor een van de voor dat jaar uitverkoren huisjes, maar dan wel warm gemantelpakt. En dat niet alleen. Op deze foto heeft tante Nel nog geen bril en opeens zie ik het: de bomen. De bomen zijn kaal! Eindelijk valt het kwartje. Oom Leen maakte kort na nieuwjaarsdag via de telefoon de afspraken die een ander intussen opschreef, mijn vader bijvoorbeeld, of mijn moeder of mijn grote zus Ineke. Op een dag in de weken daarna gingen ze op stap, mijn ouders en oom Leen en tante Nel. In de loop van de avond keerden ze vrolijk terug. Ze waren diverse bungalowparken langs gegaan, hadden besloten waar we die zomer naartoe zouden, en dat hadden ze bezegeld door op de terugweg ergens te eten. Ik weet bijna zeker dat dat meestal in Zoetermeer gebeurde, in het restaurant bij die mooie fabriek van Nutricia. Wat die foto laat zien is dus niet een plaatje van de vakantie, maar van de planning ervan. Het is een foto uit januari 1962. Zo moet je dat dus doen, plannen: er de tijd voor nemen en er een bron van voorpret van maken. Dat heb ik nooit geweten. |