17 oktober 2021
Je zou nog gaan denken dat het een mentale kwestie is: gisteren schreef ik over eergisteren en vandaag over gisteren. Zelf denk ik dat het iets anders ligt: de twee dagen hebben met elkaar te maken. Die kwestie rond het Lam Gods waarover ik het gisteren had, speelde weer op toen ik zaterdag aanwezig was bij een boekpresentatie in de Lutherse kerk in Kampen. Daar was een symposium omheen gebakken. Niet uitgebreid, maar met voldoende woord om af en toe met je ogen en je gedachten door je ruimte van de zaal en je eigen geest te dwalen.

Rechts boven de kansel en goed zichtbaar voor het publiek tref je in deze kerk aan de Burgwal een gebrandschilderd raam aan waarvan een vriendelijke Jezus de blikvanger is. Of zijn opgeheven handen een ontvangend gebaar maken of een zegenend kan ik niet zeggen. Zelf zou hij misschien zeggen: wat je wilt. Jezus zit tussen mensen die graag naar hem luisteren. Er staat een tekstaanduiding bovenin het raam: Matthëus V : 10 en dat brengt ons naar de tekst daaronder: ‘Zalig zijn die vervolgd worden.’
De spelfout bij het woord Mattheüs laat ik even zitten, al moet dit verschrikkelijk zijn geweest voor de maker van het raam toen hem verteld werd van die fout. Hij had dat hele deelteken beter weg kunnen laten. Sneu. Het raam, en ook dat links van de kansel, is van 1946. Ons raam met Jezus is een bijzonder vriendelijk raam met een al even vriendelijke Jezus. En de mensen om Jezus heen doen je niet onmiddellijk aan vervolgden denken. Het leek me een fijne vent, deze Jezus, maar wel een met een ietsl te hoog zondagsschoolgehalte. Dat realiseerde ik me toen ik me afvroeg of ik liever deze Jezus op het omslag had gezien dan het Lam Gods van Zurbarán dat nu te vinden is op de literaire uitgave van de Bijbel die afgelopen week uitkwam. Intussen heb ik het antwoord al verraden. Nee. Deze is te lievig, te stijlloos, al is het geen straf om naar te kijken, naar het raam met deze Jezus.
Ook in de gymzaal aan de Havenstraat in Monster kon ik mijn ogen niet van Jezus afhouden. Hier ging het om een keramiek corpus, dat ergens in de jaren vijftig daar werd opgehangen en dus nog kersvers was. De gymzaal hoorde bij de RK meisjesschool, maar werd ruimhartig ter beschikking gesteld aan de Monsterse gemeenschap, zoals de protestantse gymvereniging VES waarvan ik lid was (Vaardig En Sterk). De Christus aan de Havenstraat was niet groot, hij hing hoog en hij was vervaardigd door iemand die je toen uitgesproken modern kon noemen. We hadden te maken met een hoekige, gedeformeerde Jezus en de dominante, slordige kleuren waren blauw en paars en bruin. Of er rood was, weet ik niet. Ik zeg dit omdat het lijden en ook de ellende van de verwondingen van deze crucifix afspatte. Was het lam van Zurbarán ten hemel schreiend lijdzaam, hier hing het lijden in zijn volle narigheid aan de muur.
Het jongetje dat ik was, kon er zijn ogen niet van af houden. Het beeld was even verschrikkelijk als mooi. Daar in Kampen leek het even of ik met mijn witte turnbroekje en dito shirtje tussen de andere jongetjes op het kurklinoleum zat, luisterend naar instructies of bijkomende van een oefening en misschien ook stond ik er wel voor het aangezicht van de koning der joden buig- en strekoefeningen te doen.
Toen keerde ik weer terug naar de vriendelijke Jezus van Kampen en de kabbelende woorden van de Burgwal.