16 februari 2023

Londen wil ik niet doen zonder er ook de National Gallery in te lopen en daar De badende vrouw van Rembrandt te begroeten. Ooit kwam zij via een tijdschrift in mijn leven toen ik veertien was. Zoveel schoons, zoveel sublieme eenvoud, daar kon geen Nachtwacht tegenop.
Een aantal jaren later kwam ik haar ‘in real life’ tegen bij een tentoonstelling in het Rijksmuseum. Dat was in 1969. Toen wist ik overigens nog niet dat ze al heel lang niet meer in Amsterdam woonde. Dat ontdekte ik pas bij een bezoek aan Londen. Zij gaf die eerste keer in Londen geen teken van herkenning, maar ik herkende haar wel.
Een paar jaar geleden kwam ik haar nog eens tegen in Amsterdam. Bij die gelegenheid kreeg ik van schoonzus Martine haar afbeelding op een brillendoekje. Zoiets maakte ook direct contact mogelijk, maar het lapje van microvezel haalt het natuurlijk niet bij het schilderij zelf. En daarvoor kun je dus maar het beste naar Londen gaan.
De badende vrouw heeft vaak richting aan mijn bestaan als fervent museumbezoeker gegeven. Van onze eerste ontmoeting in Londen, in 1976, leerde ik hoe goed het is om bij sommige musea maar voor één of twee schilderijen naar binnen te gaan. Onderweg kom je dan vanzelf allerlei moois tegen en daar mag je ook best wat aandacht aan geven, maar het idee dat je eigenlijk op weg bent naar dat ene doek (of die twee) houdt de vaart er een beetje in.
Vandaar dat ik afgelopen zondag na een bezoek aan St Martin in the Fields overstak om de gigantische National Gallery in te lopen.
Zij was het einde van mijn museale wandeling .
Veel gelegenheid om de rest van de wereld te vergeten en me volledig in het doek met deze zeldzaam mooi geschilderde vrouw te verliezen kreeg ik overigens niet. Het museum kan zo groot niet wezen of er lopen toch te veel mensen rond. Het gebeurt wel dat andere bezoekers naar de achtergrond van mijn waarneming verdwijnen als ik voor een schilderij sta, maar nu niet. Dat was jammer, want zo vaak zie ik dit schilderij niet.
De mensheid neemt aan dat de vrouw die model stond Hendrickje Stoffels is, met wie Rembrandt zijn atelier en zijn keuken maar ook zijn bed deelde. Er is voor dit schilderij meer dan techniek, artistieke genialiteit, gedrevenheid en aandacht voor het onderwerp om de hoek komen kijken. Hier krijgt het begrip incarnatie een heel andere betekenis, in ieder geval voor iemand die, zoals ik, een uur daarvoor heeft meegedaan aan de eucharistie.
De hernieuwde ontmoeting met Hendrickje was een verademing. Wat was ze weer jong en levend en ingetogen op het schilderij. Zo heel anders dan de vrouw op mijn brillendoekje.
Er wordt gezegd dat de badende vrouw hier Susanna zou zijn, de kuise, maar bloedmooie vrouw van Joachim van Babylon in het bijbelboek Daniël. Zij wordt bespied (en vervolgens vals beschuldigd) door twee oude notabelen. Dat maakt het wel precair om naar dit schilderij te kijken. Ben ik niet ook zo’n oude man die stiekem naar een oneindig prachtige vrouw kijkt, a dirty old man?
Ik zag een plaatje van het schilderij voor het eerst op mijn veertiende. Sinds die tijd staat het werk in mijn toptien van schilderijen. Misschien blijft het ook wel spannend omdat ik me als kijker steeds anders tot het werk ga verhouden. Met dank aan meester Van Rhijn.
* afbeelding van computerscherm met brillendoekje