Och Heden – 31 mei 2023
Via Facebook reageerde Wilma op pinkstermaandag nog met een vriendschappelijke duim. Het verraste me dat mijn waarschijnlijk trouwste lezeres in haar narigheid nog een stukje van me las.
De laatste zoen gaven we haar een week eerder. Mente gaf er eentje op de linker- en ik een op de rechterwang.
Uit de digitale duim begreep ik dat zij nog leefde.
Ik zag hem gistermorgen, zittend bij mijn tent aan het water van het Main-Donaukanaal. Er hing een nauwelijks zichtbaar maar beweeglijk waas over het in de vroege ochtend al zonovergoten water, een waas dat verschillende kanten op zweefde en ook reageerde op twee passerende eenden, een mannetje en een vrouwtje.
Ik vertelde Henk dat Wilma nog leefde en dat ze had gereageerd.
Voor we verder fietsen wilde wilde ik toch een ander stukje van me op de site zetten met een link daarvan op Facebook. Dat had ik een paar dagen willen uitstellen, omdat elke dag een bericht wat veel van het goede wordt. Maar nu ging het me om Wilma.
Dat vertelde ik Henk en ik zei erbij dat dat wel wat kinderachtig was misschien. Hij vond van niet; ik vind nog steeds van wel, maar ik deed het dus toch en zodoende moest Henk wachten voor we konden vertrekken. Dat is hij trouwens van me gewend.
Ik vertelde niet dat ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik het digitale duimpje van Wilma zag.
We leven een dag verder en ik zie nu dat Wilma op de Och Heden van gisteren niet meer heeft gereageerd een zojuist krijg ik via mijn mobieltje de stukken die we volgende week bij haar uitvaart zullen zingen. Morgenavond wordt er geoefend. Daar zal ik niet bij zijn, maar volgende week natuurlijk wel. Dat heb ik beloofd.
Er is een foto van Wilma en haar drie maanden geleden overleden Albert. Van vorig jaar zomer. Ze zitten aan een tafeltje op een terras in Noordwijk en heffen het glas. Het is een mooie foto, genomen in het licht van een mooie, vroege zomeravond. Het licht dat bijzonder veel lijkt op het licht dat gisterochtend boven het water hing.
Ik denk aan hun kinderen die blijmoedig en dapper een tragisch jaar beleefden.
Bij het foerageren een paar uur later, liet ik mijn fietssleuteltjes achter in een winkelwagentje. Later moesten we ons voor de volgende camping in Schweinfurt elders inschrijven. We waren geschokt door de tirannieke manier waarop een man achter de balie van wie ik niet eens weet of hij de chef was een collega schoffeerde. Volgens Henk iets om een stukje over te schrijven. Een stukje dat Wilma niet zou lezen .
Natuurlijk zegt iedereen dat het goed is zo. De ziekte heeft haar immers gesloopt. Als ze omstandigheden maar belabberd genoeg zijn, zeg je dat.
Ik zeg er verder even niks over. Alleen dus dat Wilma dit niet leest en dat zij ontzettend in mijn hoofd zit. Nog één probleem: ik heb haar beloofd dat ik na haar dood een gedicht voor haar zou schrijven waarin zij figureert als engel. Ik kon toen niet zeggen of ze er daarbij goed uit zou komen. Dat hing van het gedicht af. ‘Dat doet erf niet toe, doe het gewoon. Dan ben ik er nog een beetje.’