Och Heden 1 januari 2024
![](https://lenborgdorff.nl/wp-content/uploads/2024/01/oh20240101-1.jpg)
Om het jaar af te ronden reed ik naar Monster. Een impuls die nogal voor de hand lag, want daar in Monster werd op 31 december 2015 mijn moeder begraven. Zij overleed indertijd op eerste kerstdag en dat verklaarde het boeket bloemen op het graf van mijn ouders. Ze stonden er nog fris bij. Het een noch het ander was een echte verrassing.
De bloemen waren er en ook het hardnekkige blikje Nivea dat mijn dochter er ooit neerlegde. Geheel volgens verwachting. De staat van de lavendel was ook bemoedigend. De bloemen en de lavendel, ja, de algehele verzorging van het graf zijn allemaal verdiensten van mijn broer Joris. Die bleek me deze dag al voor geweest te zijn, want helemaal buiten iedere verwachting, trof ik op het graf ook een schoteltje met twee oliebollen. Het kon niet anders of daar stak de hand van Joris achter. Het is een wat sentimentele geste, die wel past bij mijn broer en die ik goed hebben kan omdat die sentimentaliteit niet helemaal losgezongen is van ironie.
Mijn moeder was dol op oliebollen. Ze bewaarde er ook in de vriezer om zichzelf in de loop van het jaar te kunnen verrassen. Haar laatste traktatie, direct na haar begrafenis, bestond dan ook uit oliebollen. Bij het graf dacht ik een fractie van een seconde dat de weergoden in een poëtische, gevoelige bui waren, want plotseling dwarrelden er sneeuwvlokken om me heen. Dat zou toch mooi zijn: een graf in de sneeuw. Alleen, zoals ik al zei, ging het om de fractie van een seconde. Er dwarrelden asdeeltjes om me heen, afkomstig van een oud olievat dat twintig meter verderop
tussen wat kale struiken stond. Daarin was een houtvuur aangestoken. Dat zag ik, ik rook het en ik voelde zelfs de warmte, want de wind stond mijn kant op. Geen sneeuw dus, wél gezellig.
De oliebollen lagen er nog onaangetast bij. Ik hoopte dat er straks kraaien zouden neerstrijken om ze op te pikken. Tot 2013, ze was toen bijna 95, woonde mijn moeder naast het kerkhof en zij genoot ervan om bij het vallen van de avond naar buiten te kijken en te zien hoe de kraaien die huisden in de bomen van het kerkhof over de daken uitzwermden, om de molen vlogen en dan terugkeerden naar de bomen om het ritueel daarna te herhalen. Een mooi gezicht. Nu waren nergens kraaien te bespeuren; dat had ongetwijfeld te maken met het vuurwerk dat ook in de vroege middag al overal om me heen werd afgeschoten.
Ik begon nog even aan een rondje vroeger, maar het knalwerk en die plotsklaps wegrennende jongetjes maakten me alleen maar onzeker. Een wandeling was nu misschien toch een minder goed idee. Ik liep door de Molenstraat richting het dorp. Naast ons vroegere huis lagen stapels verzaagde stukken van pallets, met daarnaast ook al een olievat waarin een vuurtje bezig was zijn weg te vinden. Ook hier was een jongetje met vuurwerk bezig. Zonder een verschil van zestig jaar zouden we buurjongetjes zijn geweest en hadden we elkaar gestijfd in allerlei aantrekkelijk kwaad.
Bij oude dierbaren een eindje verderop keek ik nog uitgebreid naar binnen: als ik iemand zag, zou ik aanbellen voor een kop koffie. Behalve een verlichte kerstboom viel er niets te zien dat een teken van leven zou kunnen zijn. Bij het teruglopen kwam ik weer langs het jongetje. Er was ook een man bezig, ongetwijfeld zijn vader. Hij knikte naar me, ik groette terug en liep verder naar mijn auto. Ik ging nog eens langs Dirk, mijn vriendje en buurjongetje van ooit. Ik kreeg er koffie en een oliebol.