23 oktober 2022

Ik zag hem dagelijks. Op weg naar school, op weg terug. Op weg naar een andere kerk, voor een pak koek of voor patat. Altijd was Jezus daar en hij zwaaide naar me.
Vanuit de Choorstraat komend had ik weinig oog voor hem, maar op weg naar huis, als ik vanuit de Kampschoerstraat kwam aangelopen, des te meer.
Dan had ik alle tijd om naar hem te kijken. Wat moest ik nou toch met dat beeld?
Het zwaaien was geen zwaaien, het was een zegenend gebaar en dat nog wel van onze lieve Heer. Voor zoiets kon toch niemand ongevoelig zijn?
Maar betekende dat gebaar niet ook dat ik afstand moest houden? Dit was wel een rooms-katholieke Jezus en hij stond naast de pastorie van de roomse Machutuskerk. Dus niet bij het huis waar de dominee van de gereformeerde kerk woonde. Een gereformeerde of hervormde Jezus was dit niet.
Het leek wel alsof deze levensgrote stenen Jezus op zijn sokkel me met dat gebaar ook daarop wilde wijzen, telkens weer. Hij stond daar niet voor gereformeerde jongetjes maar voor de schaapjes van de katholieke kudde. Noli me tangere.
Nogmaals, ik zag hem elke dag en was zeer op hem gesteld, al mocht dat niet. Het beeld zelf maakte juist duidelijk dat de kloof tussen rooms en protestants onoverbrugbaar was, want in de tien geboden werd toch luid en duidelijk gezegd dat je geen beelden van God mocht maken en bij de katholieken kwam je Jezus niet alleen boven de kamerdeur tegen en op het dressoir, ze zetten een beeld van hem zelfs pontificaal in de tuin, alsof het om een grote kabouter ging!
Ik begreep er niets van en het verwarde me daarom dat ik die Jezus op de hoek van de Choorstraat en de Woninglaan zo aardig vond, zoals ik ook gesteld was op de kleine pastoor die daar woonde, pastoor Van den Berg.
Klein maar opvallend aanwezig met zijn lange zwarte jurk. Dé vertegenwoordiger van een verkeerd geloof.
Ook hij stak zijn hand naar me op als hij me zag, maar minder afstandelijk. Dat was begonnen toen ik een keer bij de pastorie had aangebeld om geld op te halen voor een actie van gereformeerde zondagschool Het Mosterdzaadje, voor een protestants kindertehuis, of zo. Daarvoor zouden anderen hier niet zo gauw aanbellen, dacht ik, dus dat moest ik maar eens doen. De pastoor bleek een van mijn gulste gevers. Vanaf dat moment hoorde het huis met Jezus in de tuin tot de vaste adressen. Soms deed er iemand anders open. Dan kwam ik later nog eens terug.
Ach, die roomsen. Ze hadden de verkeerde godsdienst, gingen regelrecht tegen het gebod van God in door hem op een verkeerde manier te dienen, maar ze waren royaal en aardig, Dat merkte ik aan de pastoor, maar ook de buren links en rechts en aan de overkant. Bovendien verkochten zij het beste vlees en de lekkerste patat.
Op Facebook zie een foto aan van de Monsterse Machutuskerk en de pastorie. Je kunt Jezus nog net zien
Enig zoekwerk levert een oude ansichtkaart op waarop je het beeld ook kunt zien, half verscholen achter een boompje.
Het is een kaart uit 1964, vertelt de achterkant. De geadresseerde heeft een veelzeggende naam, want het gaat om de familie Paap. Maar vooral de afzender is verrassend, want onder een bedankje staat: W. vanden Berg, pastoor.
Volgens mij staat het beeld van Christus er niet meer. Ik zal een kijken als ik weer in Monster kom. Ik hoop dat ik me vergis.
