11 april 2022

Ik heb er nog eens over nagedacht, over de mensen met wie ik in april 1957over het wiegje van Joris gebogen stond. Ik zit nogal met die Leo Grootscholten. Laat ik allereerst iets goed maken. Ik zei dat deze overbuurjongen tegenover me stond. Dat was niet waar, ik heb hem daar gisteren alleen om stilistische redenen neergezet. In werkelijkheid stond hij links van me. Dichterbij het hoofd van mijn nieuwe broertje. Het lag ook helemaal niet voor de hand om Leo tegenover mij te laten staan, want de wieg stond schuin tegen de muur, tussen het tweepersoonsbed van mijn ouders en het raam. Je moest dan ook daarom de nodige babybedreigende capriolen uithalen om een plekje aan de andere kant van de wieg te veroveren.
Plotsklaps dringt zich nu een verschrikkelijke waarheid aan me op. Ik schrik ervan!
In mijn herinnering stond het wiegje schuin in de hoek, met een hoofdeinde daarvan, inclusief een kleine hemel van witte, vitrageachtige stof, het meest in de hoek en het voeteinde wat vrijer aan de kant van het raam. Maar dat is helemaal niet logisch! Mijn moeder lag immers in dat bed en dat zou betekenen dat het wiegje met de kleine Joris van haar af stond. Dat zou raar zijn.
Langzaam dus, na tientallen jaren verkeerde herinnering, draait het beeld en sta ik niet langer aan het voeteneind van de wieg maar aan het hoofdeinde. Het is even wennen. Alsof bij de restauratie van een schilderij een oudere, laag gevonden wordt die duidelijk maakt dat de ons vertrouwde bovenlaag later door een ander werd aangebracht.
Mijn hoofd begint er pijn van te doen. Eerlijk gezegd heb ik mezelf nog niet helemaal overtuigd met deze toch wel zuiver klinkende redenering.
Sorry voor deze plotselinge onderbreking, we keren terug naar Leo van wie ik me afvraag of ik wel samen met hem bij het wiegje stond. Ja, echt ik herinner het me zo: Leo stond links naast me, maar ik twijfel omdat over het bezoek van Leo het verhaal gaat dat hij, boven de wieg hangend, mompelde dat het inderdaad een mooi kindje was, maar helaas was het protestants en daarom zou dat lieve baby’tje later naar de hel gaan.
Mijn moeder en mijn zussen hebben dat later regelmatig nog lachend verteld en het kan niet anders of het is zo gegaan. Alleen: ik herinner me niet dat Leo dat zei. Ik zie hem naast me staan, maar die woorden… En dat terwijl ik als jochie van bijna vijf een flink ontwikkelde angst had voor de hel.
Er vanuit gaande dat Leo dat gezegd heeft, zou het wel eens kunnen wezen dat ik me zijn bezoek zo levendig voorstelde dat ik naderhand ben gaan denken dat ik er bij was. Helaas, wij weten het niet. Het raadsel blijft.
In ieder geval was ik er niet bij toen dominee Van Bekkum op kraamvisite kwam, een van mijn jeugdhelden. Ook hij heeft zich over de boreling gebogen en daarna ging hij bij mijn moeder op bed zitten. Dat pakte wat ongelukkig uit want vervolgens zakten de kraamvrouw en hij door dat bed. Ook dat zie ik allemaal voor me en ik begrijp ook meteen hoe het had kunnen gebeuren. Ik heb zelfs in de gaten dat mijn kleine broertje wakker wordt van de herrie naast, met die lachende moeder van hem en de man die hem niet lang daarna zou dopen.
Ja, dat is gebeurd en het filmpje ervan heb ik paraat in het magazijn van mijn hoofd, maar daar was ik helaas niet bij.