2 juni 2024
Joris stuurt me opnieuw een foto met een bankje erop. Dat zag ik al eerder op een andere foto, toen het nog in een hal stond van het bedrijf waar hij werkt. Ik gebruik de tegenwoordige tijd, let daar even op. We hebben het hier over een stevige eikenhouten bank die makkelijk barre weersomstandigheden moet kunnen doorstaan. Daar kreeg hij het omdat hij tien jaar aan de toko daar verbonden was. Joris weet alles van vloeren als het om de prijs er van gaat en de berekening van oppervlaktes en de optimale wijze van snijden.
Tien jaar geleden ging er een bedrijf failliet dat grote gebouwen van de gewenste vloerbedekking vooziet. Daar deed mijn broer als calculator hetzelfde werk. Tegen de tijd dat hij zou kunnen schrikken van het verlies van zijn baan, hing er al een aanstormende concurrent aan de lijn en zo kon hij, toen dichter bij de zestig dan bij de vijftig, zijn werk elders zonder onderbreking voortzetten. Daar was ik wel van onder de indruk. Doorgaans word je op die leeftijd alleen nog maar gevraagd om een land te leiden.
We leven tien jaar verder en Joris is het moment waarop hij met pensioen mag gepasseerd, maar dat stelt hij voorlopig uit. Hij houdt van het werk, de omgeving en de inkomsten zal hij niet vies vinden. En nu heeft hij dus dat bankje.
Vanwege het gewicht en de omvang ervan moest hij even een gunstig moment en een goede manier bedenken om het ding thuis te krijgen, voor zijn huis onder de watertoren. Vandaar de inscriptie Chateau de l’Eau. In het Frans en ook nog chateau en geen tour. Dat is logisch als je bedenkt dat Joris zijn eigen wijn maakt. Daar is dus over nagedacht. De foto vandaag heeft het bankje nu zijn bestemming gevonden.
Toevallig stonden Mente en ik een paar uur geleden te kijken naar een bankje in Hemsdale, een economisch dichtgeslibd havenplaatsje aan de westkust van het noorden van Schotland. Het oogde zeer verlaten. Dat gold in ieder geval voor het huis met daarvoor een bankje. Het bankje waarop ‘the late’ John A MacDonald zo graag zat, looking at the sea, vertelt een bordje, terwijl een foto achter een stukje plexiglas hoe deze John er ooit uit zag. Ik ben er even gaan zitten om te zien wat John gezien moet hebben op die favoriete plek van hem: het haventje waarvan ik mag hopen dat er op doordeweekse dagen iets meer reuring is dan op deze dodelijk saaie zondag, waarop het weer wel aangenaam is, maar te vriendelijk voor een roerige bak met zout water.
Op het bankje zat John met zijn rug naar de hoge heuvels niet eens zo ver achter hem, bedacht ik toen we weer verder reden. Misschien heeft dat er wel aan bijgedragen dat hij hier blijkbaar zo graag zat. Met zijn rug naar het oprukkende land met zijn sores en het oog op de uitgestrektheid van het water.Zee ruikt naar onthechting en eeuwigheid. Als ik vroeger niet in slaap kon komen, dacht ik aan de zee. De deining, de golfslag, het ruisen. John had de zee van zee voor de deur. Als hij tenminste de bewoner was van het huis achter het bankje.
Het bankje van Joris is veel mooier en zijn huis ziet er veel verzorgder uit. Dat kun je aan hem wel over laten. Het aangename van Joris is bovendien dat hij nog leeft. Sterker nog: hij gaat morgen in alle vroegte weer naar zijn werk.