Och Heden 6 september 2023
Ik zit aan de rand van het zwembad waarin Markus en Lukas hun lessen krijgen. Lukas is bezig voor zijn c. Hij weet waarvoor hij zwemt, daar aan de andere kant van het bad. Ik zit aan de kleurrijke kant, in de buurt van Markus met allerlei grut dat behangen is met kleurige drijvers om armen en buik. Tussen al even vrolijk gekleurde slangen en matten en plankjes in en bij het water. Alsof er dozen vol kleurpotloden, vetkrijtjes en viltstiften in een bak water zijn leeggegooid.
Dit is allemaal ver weg van de lange stok met de vervaarlijke haak waar ik achteraan moest zwemmen, de canvas banden waarin je werd opgehangen, de aangevreten plankjes met restjes witte verf. Buitenbaden waren per definitie te koud, ’s morgens om kwart voor zeven, maar minder erg dan binnenbaden met hun verstikkende chloorlucht, het geluid van klappende deurtjes en harde stemmen dat afketste tegen de pisgele tegeltjes en je om de oren sloeg, het vieze water dat je binnenkreeg, en waarvan je huid ook na de douche nog jeukte. En daarna misselijk naar huis. Hier een bak vol vrolijke kleuren, met een krant op mijn knieën, die me op de meeste bladzijden duidelijk maakt dat er pittige tijden over ons heen golven en het helemaal niet zeker is of we ons hoofd wel boven water kunnen houden en plotseling denk ik dat dat wel kan. Er schiet een vracht aan optimisme en toekomstzin door me heen waar ik even beduusd van ben. En dat terwijl ik naar een jongetje kijk dat huilend een baantje trekt. Als hij eindelijk, eindelijk bij de rand is, bukt de badjuf zich voorover. ‘Heel goed, Rico,’ zegt ze. Tegelijkertijd draait ze het jochie weer met zijn neus naar het water en duwt hem weg voor een volgend baantje. Huilend zwemt hij weg. Ik zie hoe Markus opnieuw smokkelt als hij het water in gaat. Hij wil niet springen, niet met zijn hoofd onder water wil en daarom laat hij zich als het even kan snel het water in glijden, als de juf even niet kijkt.
Nu flikt hij dat dus weer, zie ik. En Rico, een eind verderop, ziet het ook. Die zwemt nog steeds zijn baantje, maar ik zie dat hij grijnst om Markus, dat jochie met zijn blije hoofd dat steeds ruzie heeft met water in zijn ogen.
We voelen ons bedreigd, leer ik ook nu weer van de krant op mijn knieën. De tijd kraakt. Macht, gesjoemel, verderfelijke framing van politici die moedwillig de werkelijkheid vertekenen om zichzelf op het schild en de ander in de stront te krijgen. Wizkids, tovenaarsleerlingen, Pandora’s en andere mensen die maar één kunstje goed beheersen en daarom bedrijven besturen waarvoor ze te futiel zijn. En nu komt ook nog kunstmatige intelligentie roet gooien in het eten van menselijke waarden die we eeuwen en eeuwen koesterden.
Rico vergat per ongeluk om door te gaan met huilen en lachte. Als Markus zeven is, springt hij van een duikplank. Dat weet ik nu al. Het is allemaal op een of andere manier al eens bij me langsgekomen. Voor die spartelende kleurpotloodjes is er alleen dat water, die grote bak vol heden waarin Rico samenvalt met zijn gehuil en voor Markus alleen de overwinning telt als hij de juf net te slim af denkt te zijn.
Ze zeggen dat ons geheugen minder werd toen onze geletterdheid toenam en God kreeg een andere functieomschrijving toen veel van zijn straffen of tekenen natuurverschijnselen bleken waarop je een rekensom kon loslaten. Nel memoreerde op haar 97ste verjaardag deze week hoe zij als zestienjarige de wereld van de telefooncentrale in stapte. Dat was dus in 1942.
Bijzondere tijden. Ja en jawel en zeker. Voor me die grote bak vol spartelende kleur. Ze hebben er geen idee van dat ze op weg zijn naar ik zou ook niet weten welk diploma.