15 april 2022

Op Radio 4 hoor ik zojuist dat de Mattheus in Naarden een groot succes was gisteravond. De presentator was erbij en hij weet te vertellen dat er na het concert nog wel wat onzekerheid was. Een deel van het publiek aarzelde: zou het wel of niet klappen. De aarzeling heeft waarschijnlijk te maken met die aanwezigen die er helemaal geen probleem in zagen om eens driftig aan het klappen te gaan. Want mooi is mooi en muziek is muziek, dus een fraaie muziekuitvoering mag best voorzien worden van een stevig applaus.
Ik denk dat een groot deel van het aarzelende publiek overstag ging en meedeed met de bezoekers die er geen moeite mee haddden de handen op elkaar te slaan.
Zelf heb ik dat wel, bij muziek, maar ook wel bij toneelstukken. Ik vind dat klappen vaak een akelige aangelegenheid.
Bij iets vrolijks hoor je mij niet klagen. Integendeel, ik sla en stamp de hele boel bij mekaar. Maar als een stuk je ontroert, je bij jezelf naar binnen brengt, om het maar even zo te zeggen, dan zijn kletterende handen niet alleen een verschrikkelijke stijlbreuk maar ook een regelrechte aanslag op je gemoed.
Bij muzikale passies als de Mattheus was het altijd gebruik om na afloop geen applaus te laten klinken. Niet alleen bij passies trouwens. Ik herinner me ook bij het War Requiem van Britten dat het publiek verzocht werd om na afloop niet te klappen en de zaal in stilte te verlaten. Dat is op het moment dat de muziek in al haar autonomie toch ook nog gezien wordt als drager van een boodschap of de vertolking van emoties en die help je naar de bliksem door te gaan staan roffelen en joho te gaan roepen, hoe mooi een uitvoering ook is. Dat besef lijkt te verdwijnen. Nog even en we maken het mee dat er op 4 mei, na de toespraak op de Dam ook wordt geklapt.
Goede Vrijdag is wel een dag om wat droevig te zijn, ook als het hierom gaat. Het is mensen vaak beter gelukt om tot grote hoogte te stijgen waar het gaat om een kunstzinnige vertolking van narigheid. Dat merk je vooral in de muziek en nog meer in de literatuur. In de schilderkunst is het wat moeilijker geworden, omdat die ook in de dagelijkse huiskamer wil gedijen, maar generaliserend zou je kunnen zeggen dat de artistieke verwerking van ellende mensen doorgaans goed afgaat. Niet alleen de Mattheus doet het veel beter dan het paasoratium van diezelfde Bach.
Maar ik ben ook droevig op deze dag omdat het er alle schijn van heeft dat we straks blijven zitten met de gestileerde, esthetische verwerking van verdriet, zonder nog goed te beseffen dat daar noodzakelijkerwijs een echt verhaal, een ware gebeurtenis en afschrikwekkende emoties aan verbonden zijn.
In de NRC lees ik dit ingezonden briefje van Peter Prinssen. ‘Wij gaan naar de Matthaüs Passion. Naast ons neemt een niet al te jong echtpaar plaats. Keurige mensen, zou mijn schoonmoeder hebben gezegd.
In de pauze vraag ik wat zij van de uitvoering vinden. Heel, heel erg leuk, zegt hij enthousiast. Zij meldt dat ze moeite heeft om het allemaal te volgen.
Omdat wij meerdere tekstboekjes hebben, leen ik haar een exemplaar.
Zij is verrast en begint te lezen. Even later tikt zij mij op de arm en zegt verbaasd: wat een droevig verhaal zeg!’
Het zal mij niet lukken om na een uitvoering van de Mattheus te applaudisseren. Bij Golgotha wordt niet geklapt.