17 februari 2024
Als je nog naar de tentoonstelling van Anselm Kiefer wilt, mag je wel opschieten. Dit is de laatste week waarop je ervoor naar Museum Voorlinden kunt. Waarschijnlijk draait de documentaire die Wim Wenders van deze kunstenaar maakte ook nog wel ergens. Ik heb intussen beide gezien en dat steeds in hetzelfde gezelschap. Ik heb het niet zo op wat ik maar noem de megalomanie van Kiefer. Het is me niet alleen allemaal in letterlijke zin te groot, ook worden persoonlijke en nogal eenzijdige gevoelens uitvergroot tot een onontkoombare waarheid en dat is er in het geval van Kiefer eentje van harde dood en schuld. Een van God verlaten wereld, als er al ooit een god is geweest die zich met de wereld bemoeide.
Een wereld ook zonder vrouw. Dat is niet helemaal waar. In de documentaire komen ze voor als jurken met in plaats van een hoofd een symbolisch attribuut. De tentoonstelling begint met een gang langs wat schetsblokken lijken, maar dan veel groter. Een gewoon schetsblok gaat meestal niet verder dan a4-formaat, zeg 20 bij 30, hier heb je te maken met dikke boeken van wel 60 bij 90. En daarop schetsen van vrouwen die in al hun naaktheid overgeleverd lijken aan een even onverbiddelijke als meedogenloze kunstenaar. Die meer doet denken aan iemand die in een concentratiekamp vrouwen op eventuele ziektes inspecteert. Daarmee houdt de vrouwelijke inbreng in het werk van Kiefer zo’n beetje op en blijft dus een harde, masculiene wereld over van iemand die zonder humor, zonder hoop, zonder droom, maar vol overtuiging investeert in een kunstwereld waarin de zijns inziens enige echte, dat wil zeggen: harde waarheid van de wereld en de mensen wordt uitgedrukt.
Bij de documentaire zagen we al hoe Kiefer in grote hallen op diverse plekken zijn werk met kwasten, zaagmachines en branders te lijf gaat. De vroegere fabriekshallen of wat het geweest mogen zijn, doen recht aan het onmetelijke en sombere werk. We vroegen ons af hoe die reusachtige kunstwerken vervoerd konden worden en in een museum konden worden geplaatst.
Kortom: ik had er van tevoren moeite mee in het werk van Kiefer te geloven. Dat werd tijdens de tentoonstelling aanvankelijk alleen maar sterker. Hoe durfde iemand zo niets ontziend zijn eigen waarheid zonder empathie en zonder zelfrelativering aan anderen op te dringen. Bij Kiefers leermeester Joseph Beuys had ik dat ook al. En ik betrap me er vaker op. Het vervelende is alleen dat ik dus ook onder de indruk kan raken van zo’n Kiefer of zo’n Beuys. Ze hebben ideeën, kunnen vorm bedenken en zij durven zich over te geven aan wat kunst in hun ogen van ze vraagt. Zij weten van zelfovergave, getalenteerde zelfovergave zelfs.
Maar waarom die gemaltraiteerde dames, waarom die kast vol met enorm uitvergrote, in lood uitgevoerde folianten? Waarom vervang je uitgebloeide zonnebloemen, toch al symbolen van gebrokenheid en dood bij uitstek, door zeisen? Waarom wil je je kijkers zo nadrukkelijk iedere ademruimte ontnemen?
Pas toen ik voor de derde keer langs Zeisen kwam, een werk van viereneenhalf bij achtenhalve meter, en een peutertje onbevangen zag kijken naar deze in verf, stro, bladgoud en echte zeisen uitgevoerde holocaust, kwam het geïrriteerde jongetje in mijzelf een beetje tot rust.
Het werk zet je in zoverre op het verkeerde been dat de kleuren zo warm en toegankelijk zijn. En je kunt bij wijze van spreken vanuit een museumzaal zo het pad op het schilderij op lopen, naar de gouden horizon, die je overigens niet zult bereiken. Zoveel maken de zeisen op de gehavende akker wel duidelijk.
Weer begon ik me af te vragen hoe al die werken in het museum terecht hadden kunnen komen. Ik ontdekte dat Zeisen uit drie gigantische panelen bestond. Was het werk dan in drie losse delen vervoerd? Maar de bedekking van verf en stro liep op de meeste plekken over de naden tussen de panelen heen. Toen ik van opzij langs het doek keek zag ik er ook een tak uitsteken. En ik zag hoe de zeisen met gecorrodeerd ijzerdraad op de panelen waren bevestigd.
Het viel me op dat die zeisen van verschillende grootte waren, zodat ze het perspectief van het schilderij konden dienen. Daar was die Kiefer dus ook mee bezig geweest, zeisen vinden in variërende maten. Dat alles bij elkaar was de paradox bij al die werken. In hun overdonderende weerbarstigheid waren die megalomane, en met geweld tot stand gekomen kunstwerken ontzettend kwetsbaar.
Denk maar aan atonale muziek die per uitvoering precies hetzelfde moet klinken. Met hoeveel vakmanschap, voorzichtigheid zullen mensen daar wel niet mee omgaan. Dat kwam er dus bij.
Maken uit verf, lood, bladgoud, stro en zo is één ding. Tentoonstellen en consolideren van het kwetsbare materiaal een ander. Ook dat is een deel van het kunstwerk. Dat komt er dus ook nog eens bij.
De bezoekers waren overigens opvallend goed gekleed. Velen hadden ook brillen met forse monturen, zoals dat echt kunstminnaars past. Wat een verschil tussen de wereld waarin Kiefer zijn werk maakte en de mensen die hem daarbij hielpen en die van Voorlinden en de mensen die ongetwijfeld allemaal een Museumjaarkaart hadden, die ze voor de tentoonstelling overigens niet konden gebruiken.
Wij waren vijf dagen geleden in Museum Voorlinden en langzaam maar zeker groeit er meer sympathie voor het werk van die Anselm Kiefer en dat heeft te maken met de kwetsbaarheid van het geweld dat het verbeeldt.
Je hebt nog een week.