23 februari 2022

Eeuwig dankbaar zou hij me zijn, zo liet hij me vorige week weten via het antwoordapparaat, want ik had weer eens mijn mobieltje boven laten liggen toen ik beneden was, of omgekeerd, dat weet ik even niet meer. Ik merkte het pas op toen ik hem al door mijn vaste telefoon had gesproken. Hij zocht het telefoonnummer van een ander. Ik hoorde aan zijn stem dat er iets goed mis was, vroeg daarom niet verder, maar gaf hem het gevraagde nummer. Vandaag, een week later, sta ik aan het graf van zijn vrouw.
Het is mooi weer, voor de verandering, er zijn veel mensen en ook veel bloemen. Voor iedereen die dat wil is er een roos die op de kist in het graf gegooid mag worden. Ook ik laat een bloem in het graf vallen en prevel een zegen als laatste groet. Mijn bloem komt tussen de kist en de wand van het graf terecht, met de kop naar beneden. Het doet er niet erg toe, weet ik, maar jammer vind ik het wel.
Vanmorgen nam ik vanuit het slaapkamerraam en vanaf de zolder nog gauw een paar foto’s van de prunusboom bij Koos en Annette. Die boom die in hun achtertuin de doorslag gaf toen ze zich lang geleden afvroegen of ze dat huis zouden kopen.
Ik wist dat de boom er niet meer zou staan als ik terugkwam van de begraafplaats. En zo was het ook.
De vrouw van wie we afscheid namen, was een bijzonder opgewekte en in alle opzichten kleurrijke dame geweest.
Ze ging door het leven als een boeket bloemen waar iedereen met genoegen naar keek. Haar leerde ik, eerder dan de prunus, kennen als moeder van leerlingen, als lid van ouder- en medezeggenschapsraad. Later maakten we deel uit van dezelfde kerkenraad. Opgewekt, oog voor anderen, toeschietelijk, actief en gezegend met een blij geloof. De predikant vertelde bij de uitvaart dat liefde een werkwoord is. Daarvan lag nu de personificatie in het graf.
En dan was er dus die boom die we vanaf de eettafel zo goed konden zien, waar bijna altijd twee duiven in zaten, maar ook kauwtjes en als de kou wat langer aanhield, hield ik de boom extra goed in de gaten, want er kwamen kramsvogels van Rusland of Polen naar Nederland gevlogen, speciaal voor die prunus in de tuin van Annette.
Het afscheid van de boom kwam niet onverwacht: er waren zwammen en om die een beetje binnen de perken te houden, had de boom al de nodige forse amputaties moeten ondergaan. Toch zat hij weer stevig in de knop. De takken stonden op springen. Toen kwam vorige week die storm. De prunus begon te hellen en bij de volgende storm wist hij alleen dankzij de stevig schuur van de buren een beetje overeind te blijven.
Als ik terugkom van de begrafenis staat er een vaas met takken op tafel die een paar uur daarna al in volle bloei staan. Deze woensdag is zwaar van symboliek.
Door het raam voor zie ik hoe aan de overkant de buur naar buiten komt met een boeket. Ze loopt kordaat naar de kliko en gooit de bos erin.
‘Ik zal je eeuwig dankbaar zijn,’ zei Peter tegen het antwoordapparaat toen ik niet luisterde. Eeuwig.