01 maart 2022

In de poort trof ik de steel aan van een hamer. Het kon niet anders of die moest in de Oost-Europese chaos hierheen gevlogen zijn. Nog een geluk dat het om een klein steeltje ging en dat ie niemand geraakt had. Maar waar waren de andere stukken. Waar was de kop van de hamer geland? Waar de sikkel? En hadden die geen vernielingen aangebracht of slachtoffers gemaakt?
Ik nam contact op met het Kremlin om te vertellen dat van hun blazoen in ieder geval de hamersteel weer terecht was en dat ik die wel wilde komen langsbrengen. Dat aanbod werd meer gewaardeerd dan ik had kunnen denken en dat begrijp ik ook wel een beetje. Op generositeit van over de grenzen mag het land van Poetin niet meer rekenen.
Daarom werd ik zelfs uitgenodigd om de steel persoonlijk langs te komen brengen, want zo gaat dat met symbolen: die overstijgen hun materiële waarde.
De reis erheen was een eitje. Wel heel veel tegemoetkomend verkeer, maar zelf kon ik makkelijk doorrijden.
Uiteindelijk, let op dit woord, kwam ik dus aan een van die lange tafels te zitten waar Poetin zoveel van houdt. Te lang om hem de steel persoonlijk te overhandigen. Mijn poging om hem als een sjoelsteen met een flinke slinger over het tafelblad bij de president te krijgen mislukte. Er moest een bediende aan te pas komen die hem naar Poetin droeg. Die kon hem twee minuten later in ontvangst nemen.
Natuurlijk maakte ik van de gelegenheid gebruik om te vragen waarom hij het zo vaak over neonazisten had als het om de Oekraïne en sowieso over het westen ging. Vreemd genoeg zou je die term immers ook in omgekeerde richting kunnen gebruiken.
Voor de gelegenheid had ik de Dikke Van Dale meegenomen om hem te kunnen laten zien dat Van Dale niet alleen nodeloos omslachtig doet als het erom gaat de betekenis van het woord te achterhalen, vervolgens met een weinig bevredigende omschrijving komt maar ten slotte wel duidelijk maakt dat in dat woordenboek niet de betekenis voorkomt die Poetin blijkbaar voor ogen staat als hij het woord gebruikt.
‘Sowieso,’ vertelde ik, ‘zijn grote woorden bijzonder nietszeggend en juist daarom gevaarlijk. Ze maken een redelijk gesprek onmogelijk.’ Dat begreep hij niet. Er was zelfs sprake van irritatie van zijn kant, merkte ik. Eerst dacht hij namelijk dat ik hem uitschold voor vandaal toen ik de Van Dale ter sprake bracht. Ik was daarom blij dat ik het dikke woordenboek had meegebracht.
Om het gesprek op een beetje beheersbaar niveau te houden vroeg ik hem naar zijn literaire belangstelling. Zelf vertelde ik dat ik begonnen was om De gebroeders Karamazov te herlezen en zojuist genoten had van de passage waarin Dimitri een arme kapitein aan zijn baardje meesleurde door de straten. Ik lachte er onbekommerd bij om vooral niet de indruk te wekken dat ik met opzet die passage had gekozen. ‘Vorige maand heb me ik trouwens verdiept in De Idioot.’ Ik sprak de titel vet, in hoofdletters, cursief en voorzien van hoofdletters uit. Dat is kinderachtig, maar alleen op dat niveau kun je een gesprek voeren met de man aan de lange tafel.
Of hij een Nederlands boek kende, wilde ik weten, iets wat je gezien zijn bijzondere band met ons land toch wel verwachten mag. Dat was niet het geval. Ik adviseerde hem De donkere kamer van Damokles en vertelde van Osewoudt die zichzelf als de mislukte variant van Dorbeck beschouwde. ‘Die Osewoudt had ook iets met judo,’ zei ik. ‘Waarom weet ik niet, maar u doet me aan hem denken. U moet dat boek vooral eens lezen, als ik weg ben.’
Enfin. De poort is weer netjes nu de steel van de hamer weer terug is bij zijn eigenaar.