02 maart 2022

’Waarom wilde u die hamersteel zo graag terug hebben? Die hamer en die sikkel zijn immers van een voorbij regime.’
Hij kon zo ver niet van me vandaan zitten, zijn ogen konden zo klein niet wezen, of ze staken me. Steken is het woord niet, ze sneden, want de ogen van Poetin zien eruit als scheermesjes. Ook als vissenogen maar hun blikken kunnen snijden als scheermesjes. Een antwoord kwam er niet.
Hij moest even naar achteren, zei hij. Dat kon wel een tijdje in beslag nemen. We zaten in een gebouw waarin alles groot was en zoiets heeft gevolgen voor de afstanden die je er moet afleggen, ook als het om een toiletbezoek gaat. Het was maar goed dat ik om de tijd te doden De gebroeders Karamazov bij me had. Je moet altijd een boek bij je hebben.
Ik las het hoofdstuk dat voorafgaat aan dat over de grootinquisiteur. Daarin vertelt de cynische Iwan zijn broer Aljosja van een rijke grootgrondbezitter die van jagen houdt. Als een jongetje van acht in zijn spel per ongeluk een steen tegen een van zijn jachthonden gooit, wordt hij gegrepen en uitgekleed. Daarna laat de generaal hem achtervolgen door de honden. Die krijgen het kind natuurlijk te pakken. Voor de ogen van zijn moeder, die vooraan is neergezet en gedwongen wordt toe te zien, verscheuren zij het jochie.
Iwan wil weten wat zijn zachtmoedige broer daar nou van vindt. Wat zou er moeten gebeuren?
‘Neerknallen,’ zegt Aljosja en dan lees ik:
‘’Bravo,’ loeide Iwan wild van geestdrift. ‘En als jij zoiets zegt, nou dan… Ach jij kloosterling! Nu zie je maar wat voor een duiveltje er ook in jouw hartje gekooid zit, Aljosja Karamazow!’’
Poetin verscheen weer aan zijn uiteinde van de tafel. Hij bleek zich ook verkleed te hebben, droeg nu geen pak meer maar een T-shirt met scheuren die ongetwijfeld bij het design hoorden, en een spijkerbroek. Ik vertelde wat ik zojuist had gelezen en liet hem het boek zien. Eén van de tolken moest daarvan een Russische editie halen. Om de wachttijd te doden vroeg Poetin of ik nog koffie beliefde.
‘Graag,’ zei ik en precies op het moment dat de tolk terugkwam met het boek, werd een kop thee voor me neergezet.
‘Lees!’ zei Poetin. De tolk begon meteen. Blijkbaar had hij onderweg gauw de passage in kwestie opgezocht.
‘Ja,’ zei Poetin, ‘dat is het stuk vóór het verhaal over de grootinquisiteur. Ken je dat ook en wat vind je daarvan?’
‘Ik vind het erg Russisch.’
‘Maar de grootinquisiteur is een Spaanse kardinaal.’
‘Eentje die ruikt naar een Dostojevskiaanse generaal.’
‘Maar dan beslist niet zo’n generaal als die van de honden.’
‘Dat is waar,’ zei ik. Had die kardinaal in het verhaal zich ook niet verkleed? vroeg ik me ineens af.
‘Wat kijk je naar me? Heb ik iets van je aan?’
‘De kardinaal…’
‘Ik doe je aan de grootinquisiteur denken, bedoel je dat?’
‘Inderdaad, maar ook aan de generaal van dat jongetje.’
‘Iets er tussenin dus.’
‘Tja, dan toch meer de kant op van die generaal.’
‘Nou nou… Wil je nog thee?’
Ik bedankte en hij stond op. Had ik nog iets te zeggen?
‘In dat Nederlandse boek waar ik het eerder* over had, De donkere kamer van Damokles, en dat u beslist moet lezen, komt ook even Richard III voor van Shakespeare. Dat moet u ook eens lezen. Leerzaam. Aan het eind daarvan verschijnen Richards dierbaren in een droom en ze zeggen en herhalen: ‘Wanhoop en sterf. Wanhoop en sterf.’ Dat zeggen ze. Erg aangrijpend.’
* Och Heden van 1 maart.