Och Heden – 1 april 2023

Vorig jaar verlegden we het centrum van onze ontmoeting als van De Conrectorenclub naar het zuiden. Dan kon ook de aan zijn rolstoel gekluisterde Johan erbij zijn. In onze actieve onderwijstijd had Thom het Rowwen Hèze een keer nagezegd: er kwam een tijd dat heel Holland Limburgs zou lullen. Daar begon het nu toch een beetje op te lijken.
Een beetje zeg ik, want we kwamen nu bij elkaar in het huis van Thom. Hij is van huis uit een Limburger, maar wij kennen hem alleen maar als inwoner van het Brabantse Boxtel.
En om nog even op de door de tijd gehavende maar ons zo dierbare Johan terug te komen: deze Maastrichtenaar leeft sinds een paar jaar in een ook al Brabants verpleegtehuis. Toch is het epicentrum van de club al voor een behoorlijk deel naar het zuiden verschoven. Dat ligt niet aan de stille expansiedrang van het volk dat een Johan en een Thom voortbracht, het heeft juist alles te maken met de drie leden uit het verre Friesland. Die hebben de een na de andere aangegeven niet meer naar onze jaarlijkse ontmoetingen te komen.
Afstand, leeftijd, de dood, andere omstandigheden, het doet er allemaal toe. Zelfs de hevige regenval was vandaag maakte voor een enkeling de autorit naar Boxtel tot een bezoeking.
Of we elkaar volgend jaar weer ontmoeten? We hebben afgesproken van wel, maar we weten dat het steeds minder vanzelfsprekend wordt.
Johan is 85. Hij zit vast in zijn rolstoel en heeft bijna een weektaak aan zijn ziekte. Drie keer per week een uitgebreid ziekenhuisbezoek en dat al jaren. Maar vandaag is hij er. Hij heeft hier naar uitgekeken.
En Hendrik, ook 85, zij het wel vier hele maanden jonger dan Johan, ook. Van hem was het nog het spannendst of hij wel kon komen.
Wil & Geest vonden zonder enig voorbehoud en dan ook nog 24 per uur dag van wel, maar zijn lijf maakt sinds zes maanden overal een discussiepunt van.
Hij is er!
Omdat we vandaag maar met zeven van de oorspronkelijke vijftien zijn, komen we voor onze verhalen tijd te kort. Ondertussen draaft Thom maar heen en weer om iedereen ter wille te zijn, terwijl Helma hem daarbij helpt. Haar gebroken arm is daarbij geen excuus. Al vijfendertig is zij de jongste van de club en dat schept verplichtingen, ook in mindere tijden.
Hendrik heeft een oude groepsfoto meegenomen en die maakt een rondje. We staren naar elkaar en naar onszelf, dat wil zeggen: naar de alter ego’s van 32 of 33 jaar geleden.
“Ik zou niet weten waar die foto genomen,” zegt Hendrik, maar dat weet Helma wel. “Bij ons,” zegt ze, hoewel ze al jaren elders werkt. Dit is haar laatste jaar in het onderwijs. Ze stopt eerder.
Als de foto terugkomt bij Hendrik, werpt die er nog laatste blik op en bergt het weer weg, dat verleden van ons.
’t Is breekbaar spul, daar in Boxtel. Dan heb ik het vooral over de oudsten uit de groep, zou je denken, want er is een leeftijdsverschil van ruim twintig jaar. Maar Helma is de jongste en die loopt hier toch geblesseerd rond, met die gekke arm.
We hebben dus afgesproken voor volgend jaar, 23 maart De een zet het alvast in zijn mobieltje, de ander noteert de datum achterin een agenda.
We mogen het hopen.