3 februari 2023

Buitengesloten ben je als je er bij had kunnen horen, en dat niet zo is. Je bent heel dichtbij, maar er zit net iets tussen. Letterlijk of figuurlijk.
De watersnood bijvoorbeeld. Tijdens de ruige nacht van 31 januari op 1 februari lag ik vlak achter Westlandse duinen waar een woeste zee tegenaan klotste en ik sliep. Er moet de nodige onrust in huis zijn geweest, maar die is me ontgaan. Ik lag in een degelijke houten wieg die makkelijk voor een boot versleten had kunnen worden, maar er viel niets te dobberen of te drijven. Ik was voldoende toegerust om een tweede Mozes te worden.
Ik vroeg mijn zus naar haar herinneringen aan de watersnoodramp. Zij had daar met haar zes, bijna zeven jaren, inderdaad nog een belangrijke herinnering aan over gehouden. Zij wel.
Ook op die woeste zondagochtend van 1 februari trok het gezin naar de kerk, behalve mijn moeder misschien, of mijn vader. Er moest iemand op de kleine Lennie passen. Maar mijn zusje ging wel mee.
Tijdens de preek kwam ineens de koster het preekgestoelte op gestommeld. Hij fluisterde de dominee wat in het oor. Die vervolgde daarna niet zijn preek. In plaats daarvan zei hij: “Alle mannen moeten als de sodemieter naar het strand, want de duinen staan op breken.” Dat was het. Van alle rumoer die volgde op de woorden van de dominee herinnert mijn zus zich niets. Zij ziet alleen nog wel die koster het trapje oprennen. Ze ziet het gesmoes en zij hoort de verbijsterende woorden van de dominee. Een dominee nota bene die in de kerk heel hard ‘als de sodemieter’ zegt. Daar kon ze niet bij. Zoiets kan en mag toch niet!
De duinen hebben het gehouden, maar wel sloeg het water er heel hard tegenaan. Of de mannen uit de diverse kerken nog iets vruchtbaars hebben weten te verrichten, weet ik niet. Wel weet ik dat ik heel veel van die mannen gekend moet hebben. Die hebben me nooit iets over hun daden van die zondag verteld. Of heb ik niet opgelet?
Mijn zus kan nog wel vertellen dat ze die middag door tante Nel samen met haar vriendinnetje Nelie naar het strand werd meegenomen om er naar het woeste water te kijken. En dat allemaal dus, terwijl ik tweehonderd meter verderop lag te slapen of bij mijn moeder aan de borst lag of een voorzichtig hapje kreeg toegediend.
“Weet je nog wat je toen zag?” vraag ik om toch een beetje het idee te hebben dat ik er ook bij was. Dat weet ze niet meer. Het gevoel getuige te zijn van een historische gebeurtenis heeft in haar blijkbaar langer stand gehouden dan die gebeurtenis zelf. Vooral de woorden van de dominee resoneren.
Nog iets. Mijn voorouders langs de mannelijke lijn komen van Flakkee. Toen ik er een paar jaar geleden was om het erfgoed rond Den Bommel wat nader te leren kennen, had men daar nog de mond vol over de ramp van ’53. Een van de mensen die ik sprak, schreef er in 2003 zelfs een boek over. Dat kreeg ik mee.
Zo kwam ik met terugwerkende kracht ook hier heel dicht bij de ellendige ramp. Ik heb het boek gelezen, de foto’s bekeken. De straten van toen verkend. Straten van een omgeving waar mijn grootouders en overgrootouders thuis waren, maar die ik niet kende.
1953? Ik sliep er doorheen. Elders.
* De foto van de Voorstraat in De Bommel vond ik in Den Bommel – het gedeelde dorp van M. Bakelaar.