11 september 2024
Nog één keer ging ik naar Laren om de tentoonstelling van Breitner te bezoeken. Zaterdag kon dat nog, nu niet meer. Het werk is weg. De kisten met de dit voorjaar aangevoerde schilderijen zijn dicht en waarschijnlijk al weg. Alsof het om een overlijden ging.
In de dagen na zijn overlijden kwam mijn vader in een kamertje te liggen in de gereformeerde kerk van Monster. Als er mensen langskwamen die pa nog wilden zien dan ging ik met ze mee, naar die kerk. Ik had een sleutel. Iedere keer was mijn vader weer wat minder herkenbaar. Ze leken bijna gewoon te worden, die steeds terugkerende bezoekjes aan de kist. Voor de mensen die ik vergezelde was het de laatste keer dat ze hem zagen. Ik zag hem die dagen heel vaak voor de laatste keer. En er zou vast nog wel een allerlaatste keer komen.
Nogmaals, het was een prettige fietstocht zaterdag. Waarbij ik een beetje hetzelfde gevoel als die keren dat ik naar de kist van pa fietste voor weer een allerlaatste bezoekje. Ik kan niet zeggen wanneer ik pa echt voor het laatst zag. Wel dat ik me de maandag na zijn begrafenis, op weg naar school, realiseerde dat ik vast nog wel eens in dat kamertje in de kerk zou komen, maar dat de kist met pa er nooit zou staan. Er zouden wat mensen zitten vergaderen. Misschien zelfs stond er een andere kist. Uiteraard zou pa nog opduiken in dromen. Ook zou ik hem zien lopen op plaatsen waar hij niet was.
Over een maand of twee zit er vast wel weer en tochtje naar Laren in. Voor andere schilderijen, van andere schilders. Met hier en daar toch nog een Breitner.
Ik heb weer genoten van zijn tentoonstelling. Afgelopen zaterdag. Opnieuw ook foto’s
gemaakt, met een andere camera. Vraag me niet waarom. Na Breitner keek ik nog naar werken uit de vaste collectie van het museum. Er hingen ook een paar dingen van Suze Robertson. Dat gaf even een schok, na haar tentoonstelling in Panorama Mesdag. Wat een mooie tentoonstelling was dat! Ik ben toen nog meer van Robertson gaan houden. Hier in Laren hingen vier werken die toen in het Panorama te zien waren en die voor mijn gevoel dus al een tijdje terug waren gekist en begraven. Een schok dus. Maar een aangename. Zo zou ik straks ook Breitner weer ergens tegenkomen.
Soms hoor ik mijn vader over de overloop lopen. Goedmoedig mopperend. Ook dat is aangenaam, maar minder echt dan een onverwachte Breitner of Robertson ergens in een ander museum, wat wel een beetje jammer is.
Heel iets anders, maar ook weer niet. In de Larense museumwinkel lag een boekje over Anna en Geesje Kwak, twee jonge vrouwen die veelvuldig model stonden voor werk van Breitner. Meisjes die me al vaker deden denken aan mijn Amsterdamse grootmoeder van vaderskant die ik nooit gekend heb. Anna vertrok naar Amerika en Geesje ging aan het eind van de negentiende eeuw per schip naar Zuid-Afrika, las ik, om daar als hulp in de huishouding haar geluk te beproeven, net als mijn oma Cato. Zij overleed in Pretoria, Geesje, op tweeëntwintigjarige leeftijd. In Pretoria, de stad waar toen ook mijn oma woonde. Díe verliet Zuid-Afrika enkele jaren later als bruid om nog weer later in Monster begraven te worden, in ’41, veertig jaar voor haar zoon. Wel vanuit dezelfde kerk en op dezelfde begraafplaats.
Het boek over de zusjes Kwak kocht ik niet; zette titel en auteur wel in mijn schrijfblokje: Geesje & Anna: modellen van Breitner, Jenny Reynaerts.
Ook de fietstocht terug was prettig, over de heide van de Larense School en door de Maartensdijkse bossen.