22 oktober 2025

Ik had haar verteld dat de bus om 14 uur 11 zou arriveren. Dat had ik net op de dienstregeling gezien, zei ik erbij. ‘Dan ga ik zitten,’ maar ze zat nog niet op het bankje van het hokje of ze stond al weer op. Zonder rollator. ‘Waar ziet u dat dan, dat van die tijden?’ Ik liep naar het bord en wees haar de diverse tabelletjes. Zij boog zich voorover, neus bijna tegen het glas. ‘Ik ben namelijk blind aan één oog. Dat komt door de gordelroos. Een paar jaar geleden had ik gordelroos.’
Ze liep weer terug naar het bankje. ‘Ik fietste altijd alles, tot mijn eenennegentigste. Met mijn dochter ging ik één keer per jaar Happen en Trappen. Dat is heel leuk. Je fietst van hotel naar hotel en overal eet je iets. Of je drinkt er koffie. Dat was mijn verjaardagscadeau. Maar ik fietste zelf ook wel naar Den Haag of naar Zoetermeer. Door die gordelroos ging dat niet meer, vanwege dat oog. Nog één keer zijn we samen gaan fietsen. Mijn dochter had een duofiets geregeld. Dan zit je naast elkaar. We gingen toch weer happen en trappen. Ik zat rechts en ik dacht steeds dat we tegen een paal of een muur zouden rijden. Ik raakte in paniek. Mijn dochter snapte dat wel, maar ik moest er nog aan wennen, zei ze. Ze wilde dat we gewoon verder fietsten. Bij het eerste hotel heb ik op de wc zitten huilen tot mijn dochter kwam vragen waar ik bleef. Daarna zijn we teruggegaan. Zonde van het geld natuurlijk, want we zouden nog ergens lunchen en
theedrinken met iets lekkers en ’s avonds ergens warm eten. Maar ik durfde echt niet meer. En dat terwijl ik dus tot mijn eenennegentigste altijd gefietst heb. Nu ga ik met de bus of met de tram. Dat valt ook niet mee, hoor. De tram is vaak druk en bussen gaan vaak een eind van de stoeprand staan. Dan krijg ik mijn karretje niet over het gat tussen bus en de stoep. Dus stap ik nu eerst zelf uit en daarna draai ik me om voor het karretje; meestal tillen andere mensen het de bus uit. Alleen één keer deed de buschauffeur de deuren dicht zodra ik was uitgestapt en hij trok op om weg te rijden. Maar mijn wagentje stond nog in de bus. Ik schrok zo erg en de mensen in de bus schreeuwden. Toen stopte de bus, de deuren gingen weer open en iemand gaf me mijn wagentje. Maar de chauffeur deed niks. Die bleef gewoon zitten. Niet even naar buiten en sorry zeggen. Niks. Hij sjeesde weer weg toen mijn karretje buiten stond. O, wat was mijn dochter kwaad toen ze dat hoorde. Ze heeft brieven naar de bus geschreven en weet u wat? Ik krijg vijftig euro! Vijftig euro! Alsof ik daarop te wachten zat. Die chauffeur had even naar buiten moeten komen om sorry te zeggen of later even moeten aanbellen. Maar niks hoor.
Sinds die tijd loop ik ook met een rollator en dat valt nog helemaal niet mee, al is het wel een uitkomst. Maar met een rollator weet je pas echt dat je oud bent en de dingen niet meer zo goed kunt en dat vind ik maar niks. Altijd gefietst, maar vreemd genoeg mis ik vooral mijn boodschappenkarretje.
Thuis waren we allemaal fietsers en we zijn allemaal oud geworden. We waren met zijn tienen. Zeven zijn er niet meer, maar ze zijn wel allemaal negentig geworden, of bijna. ‘k Heb nu nog een broer van 92 en een zus van 98. Ikzelf? Ik ben nu 94. Ik ben van 4 juni 1931. Kijk, daar heb je bus.’
* De foto is van internet geplukt.