20 augustus 2024
Vorige week maakte Klaas zijn eerste kampeerfietstocht. Die bleef beperkt tot twee dagen en een nacht, omdat er onweer dreigde. Het leek opa Henk niet verstandig om met zijn kleinzoon in een tent de nacht door te brengen terwijl het onweerde. Ze verkenden de noordelijke kant van de Veluwe, het leefgebied van opa Henk, die daar overigens een broer heeft met een camping en dat nog wel bij de boerderij waar opa Henk en ook die oudoom geboren werden. Opa Henk ken ik als de fietsmaat met wie ik jaarlijks een of twee weken fietstochten maak, tentje achterop. Vandaar dat Klaas het er een paar keer over had gehad dat hij dat ook met mij wilde doen. In mijn geval vallen geboortestreek en leefgebied niet samen, dus ik had al een rondje Baarn en Woudenberg in gedachten, maar daar bleek Klaas gisteren anders over te denken. Hij wilde naar mijn geboortestreek, naar het Westland. Dus dat gaat komend weekend gebeuren. Ik had twee nachten in gedachten, met tent uiteraard, maar het wordt er maar eentje, want van de campings die ik belde was er maar een die een plekje had, alleen van zaterdag op zondag. En dat voor een trekkerstentje. Ik heb ze duidelijk gemaakt dat daarmee een jongeman van tien jaar ernstig teleurgesteld zou worden: want wat is nou een nachtje voor een jongen die het mooie en schone Westland wil leren kennen,
de streek waar zijn grootvader werd verwekt, werd geboren en opgroeide tot de knappe twintiger die als bruidegom naar Utrecht verhuisde. Maar dat hielp niet. ‘Als er nog een gaatje komt, moeten jullie wel bellen.’ Dat werd me beloofd, maar ik denk niet dat ik op een telefoontje hoeft te rekenen.
En dan te bedenken dat ik voor het eerst kampeerde in het Westland. In het Staelduinse Bos om precies te zijn, met een stel andere padvinders. Ik geloof niet dat we toen iets hebben afgesproken. We deden het gewoon. Dat geldt zeker voor die nachten bij Poortershaven, op een braakliggend landje tussen spoorlijn en Waterweg, bij Maassluis. En dat waren niet de eerste keren. Kamperen in mijn eigen tentje begon in de achtertuin op een stukje grond dat me toen zo eigen was, maar waar ik nu niet meer zomaar lopen mag. Met mijn vriendje Dirk kampeerde ik op de tuin van zijn vader. Van de tuinderijen van toen is niets meer over. De Zwartenhoek zoals dat gebied heet, is al tientallen jaren een woongebied. Misschien is mijn moeder nog wel gestorven op de plek met dezelfde coördinaten als die waarop Dirk en ik ooit mijn tentje hebben opgezet. Dat is misschien wel een mooi verhaal om aan Klaas te vertellen. Als hij het al onthoudt dan zal mijn voorzichtige veronderstelling worden doorverteld als een zekerheid. Dat idee bevalt me wel.
Maar goed, al met al was het geen enkel probleem om waar dan ook in het Westland je tentje op te zetten en nu moet ik mijn best doen om er één enkel nachtje uit te persen, waarvoor ik dan ook nog moet uitwijken naar die dode hoek in de week, van zaterdag naar zondag.