25 januari 2025

Tuinwijk vormt samen de Vogelbuurt, Lauwerecht en Staatsliedenbuurt de combi Votulast, een samentrekking om droevig van te worden. In dat Votulast moest ik her en der een envelop door bussen schuiven. Dat was op dinsdag 14 januari, maar het avontuur komt in alle hevigheid bij me terug. Het is zeven uur in de avond. Het regent, het is koud, het waait ook, maar ik heb een regenbroek, een handig stuurtasje, een kekke fiets en ik ben die dag amper buiten geweest. Een uur, schat ik. Dan heb ik die dag tenminste nog iets gedaan wat op fietsen lijkt én ik kan mijn padvindersdaad van de dag afvinken. Ik vertrek.
Als je de Van der Mondestraat bijna uitrijdt, kom je bij de Grave van Solmstraat, weet ik. Maar weten is niet genoeg. De Van der Mondestraat glimt en schittert van de nattigheid en het verraderlijke lantaarnlicht en mijn bril heeft geen ruitenwissers. De klep van mijn pet laat me in de steek deze avond. Bij de Draaiweg begrijp ik de Grave van Solmstraat toch voorbij gereden te zijn. Op deze Draaiweg heb ik overigens ook vier adressen. Zal ik die dan eerst doen? Nee, eerst die stomme Solm, bedenk ik voor het huis waar ik vijf minuten later weer sta om ook daar een brief naar binnen te schuiven. De volgende moet ik kwijt bij nummer 119a*. Daar is de gleuf van de brievenbus achter de klep ondoordringbaar dichtgespijkerd. Hopelijk wonen er op 119b hulpvaardige buren, want daar schuif ik de brief op de mat.
Ik zou het nu even moet hebben over Google Maps en mijn mobiel. Zij hebben er in deze omstandigheden misschien nog wel meer moeite mee dan ik.
Er zijn oneven nummers en even. De Draaiweg is smal maar mijn kippigheid kent deze avond geen grenzen. Als ik de oneven kant van de Draaiweg heb gedaan, moet ik weer helemaal terug voor die ene brief die bij een even adres moet worden afgeleverd. Dat wordt de derde keer.
De Staatsliedenbuurt heeft een straat waar de volgorde van de nummers niet gerekend wordt vanaf het centrum, ontdek ik na eerst een eind de verkeerde kant op te zijn gereden. Ook kom ik er achter dat dat niet geldt voor de straat daarachter. Bij een poging een stukje door te steken passeer ik een straat die ik tien minuten later niet meer terug kan vinden. De mevrouw van Googlemaps schaamt zich en zwijgt.
Elders verwissel ik twee enveloppen en besluit dat maar niet in de gaten te hebben. 16 komt bij 18 en omgekeerd. Bij 73 in een andere straat bezorg ik de brief via een kattenluik omdat ik de brievenbus niet kan vinden, en ook geen bel.
Zelfs de toch vertrouwde weg naar huis helpt niet mee. De Troelstralaan afficheert zich als een fietspad, maar gemotoriseerd bestemmingsverkeer mag er ook gebruik van maken. Egeltjes ook. Het licht dat me plots verblindt komt niet van een engel, maar van een auto. Gelukkig niet genoeg om daarachter fietsers te zien en daarvoor het egeltje dat wil oversteken. Ik stop en zet mijn fiets schuin voor het beestje. Dat keert om. Ik gebaar naar de auto dat hij moet stoppen. Hij rijdt door zonder vaart te minderen. Ik roep en dat is wel nodig ook, want het egeltje heeft zich opnieuw omgedraaid en schiet alsnog het fietspad op. Ik zie hoe het op het laatste ogenblik in elkaar duikt.
The lucky bastard, zegt de fietser die achter me is blijven stilstaan. Het egeltje ontrolt zich weer en draaft verder.
Pas twee straten verderop vult mijn daar op dat fietspad volledig leeggelopen Engelse woordenschat zich weer. Er is niemand die me hoort als ik hardop ‘yes’ zeg.
* De nummers in dit stukje kloppen niet.