15 mei 2025

Wat mij de dagen rond 5 mei een beetje dwarszat, was dat ik zo weinig wist van wat mijn ouders in de oorlog meemaakten. Er werd niet veel over gesproken, misschien, maar van mijn kant heb ik vast en zeker niet goed geluisterd en gevraagd, laat staan doorgevraagd, heb ik amper. Van verhalen herinner ik me vooral een zekere vrolijkheid. Bijvoorbeeld omdat mijn vader ergens straffeloos wist weg te komen, hoe tijdelijk onderduiken een goudmijn voor later bleek omdat hij er een klantenkring wist op te bouwen. Dat soort dingen.
Bij mijn schoonouders is het niet veel anders, al hebben die in Den Bosch veel meer meegekregen van de strijd die aan de bevrijding van die stad voorafging. Zo is daar het verhaal waarbij mijn schoonvader en zíjn schoonvader op het dak bezig zijn om daar de boel enigszins te herstellen nadat bij een aanval de scherf van een granaat de boel daar flink beschadigd heeft. Terwijl ze daar zitten volgt een nieuwe aanval. Mijn schoonvader vertelde het lacherig, zoals hij ook lacherig vertelde over zijn onderduikperiode in Vught, in de villa van het echtpaar Van Beuningen. Daar was hij bezig met voedselpakketten voor mensen die gevangen zaten in kamp Vught terwijl boven hem het gelach klonk van geïnterneerde Duitse officieren.
Maar toen ik hem ooit vroeg om De Aanslag van Mulisch eens te lezen, wilde hij dat niet. Tussen de boeken die ik een paar maanden geleden apart zette om weg te doen, bevindt
zich ook een brochure die in december 1944 werd uitgegeven door Jos Verstraeten. Storm over Den Bosch heet het flinterdunne boekje (32 bladzijden) en het beschrijft de maanden september en oktober 1944. Verstraeten loopt in die maanden dagelijks door zijn stad en beschrijft wat hij tegenkomt en wat de stad zoal overkomt. Hij doet dat zonder opsmuk. Hij heeft een pen met een stilistisch puntje, maar hij beschrijft desondanks zakelijk. Dat levert een informatief maar ook saai relaas op. Oorlog is namelijk veel van hetzelfde: eerst is iets heel en daarna is het kapot. Eerst lopen er mensen en even later liggen ze dood te wezen. Even is er paniek en daarna is er niets meer.
Om te weten te komen wat mijn ouders in de oorlog is overkomen, moet ik misschien naar het nieuws van nu kijken, maar dan met het idee dat ik tot nu toe geluk heb omdat de ellende die ik daar zie mij gelukkig niet is overkomen, maar ook met de angst dat ieder moment zomaar anders kan zijn.
En dan nog… het verleden verandert voortdurend. Op een hoek bij de Acaciastraat in Monster liep ik een paar weken terug langs stolperstenen met daarop de namen van mensen die in de oorlog zijn weggevoerd om de bevrijding niet mee te maken. Ik stel me voor hoe mijn vader daar nu zou lopen, langs die stenen. Zou hij dan opnieuw lacherig vertellen over de boost die zijn klantenkring kreeg omdat hij naar Pijnacker fietste om niet meegenomen te worden door Duitsers om bij Hoek van Holland een kuil te graven.
Voor in het boekje Storm over Den Bosch lees ik: Jos, 13 Oct. 1945. Mieke.
Die Jos moet mijn schoonvader zijn. Die heette weliswaar Jan, maar mijn schoonmoeder noemde hem regelmatig liefkozend Jos. En die Mieke, dat is zij zelf. Ik ken haar als Miny, maar ook als Mineke, blijkbaar noemden de twee geliefden (hij zesentwintig, zij negentien) elkaar toen zo. Het handschrift van mijn schoonmoeder is namelijk onmiskenbaar.
Bij het lezen van het boekje gebeurde iets vreemds: iedere bladzij die ik omsloeg werd een los blad en aan de randen dwarrelden snippers papier weg. Het heeft geen zin om dit weg te doen. Ik stop het in een plastic mapje en schuif het terug op een plank.