29 mei 2025

Wie loopt daar nu toch
met gestrekte pas
en in zijn hand
een aktentas?
Daar gaat hij alweer,
kijk dan toch, kijk!
Dag in en dag uit
neemt hij de dijk
telkens in gestrekte pas
met aan zijn hand
die aktentas.
Ik denk niet dat er iemand naar me kijkt als ik alweer het pad neem en daarna de helling die over het dijkje voert die ik aan de andere kant weer afdaal. Het zouden de schapen geweest kunnen zijn als die ook maar een beetje belangstelling voor mij hadden getoond.
Ons huisje hier heeft geen wifi en dat levert eigenlijk ook geen problemen op. Via de telefoon hebben we meer dan voldoende verbinding met het thuisfront, ook met mensen die er geen idee van hebben dat we een paar weken weg zijn. De grenzen der beschikbaarheid zijn wel behoorlijk verlegd in de loop der jaren. Voor mijn laptop ben ik afhankelijk van wifi en daar kun je voor zorgen via je telefoon, maar zo is de boel bij mij niet ingesteld. Dat betekent dat ik nu en dan naar het Reethaus moet, bijvoorbeeld om daar mijn stukjes op de website te zetten. Dat is een wandeling van 300 meter van deur tot deur. En dan loop ik dus met mijn laptoptas aan de hand de dijk op en af naar het Reethaus toe of er van vandaan, na gedane arbeid. Ik voel me dan een kantoorklerk, een mannetje met een tasje, waarin behalve paperassen ook brood en mogelijOk iets drinkbaar te vinden zijn. Thuis loop ik zo vaak van huis naar de kerk, al is dat sinds een jaar aanmerkelijk minder.
Zelf liet ik mijn tas meestal op school en nam ik alleen een tasje mee voor mijn brood en mijn agenda, een aktentas gebruikte ik bijna uitsluitend voor intern vervoer, van kamer naar lokaal naar weer een ander lokaal. Schoolwerk deed ik het liefst op school. Daar bleef ik dan langer en in de jaren negentig ging ik ’s avonds of in de weekends wel apart naar school toe om daar wat te werken. Vaak had ik dan het gebouw voor mezelf. Dat ging gepaard met een overweldigende stilte die me wel beviel, al herinner ik me wel toch regelmatig te schrikken van merkwaardige geluiden in de liftschacht.
In het Reethaus lijkt van alles te kunnen gebeuren. Er is een kinderopvang, er zijn vergaderruimtes, lounges, er zijn kantoortjes gevestigd en ook de plaatselijke toeristeninformatie is er, maar als ik er kom is er vrijwel of helemaal niemand en loop ik weer door die lege school van ooit waar ik in alle rust kan zitten werken.
Maar nu nog die man met de aktentas. Waarom zie ik mezelf daar lopen alsof ik het niet zelf ben die daar loopt maar een ander?
Dat zit zo. In de jaren zeventig en tachtig fietste ik dagelijks naar school. We woonden toen bij het Ledig Erf, ruim vier kilometer van wat toen nog College Blaucapel heette. Elke dag kwam ik op de Wittevrouwensingel en als ik iets vroeger was op de Kleine Singel of bij de Blauwkapelseweg een meneer tegen, altijd in trenchcoat, meestal een blauwe. Goudkleurig montuur op zijn neus. Kalend, strak, schuinachterover gekamd en ’s morgens goed nat gemaakt kapsel. Het glimmende voorhoofd en gezicht van een zonaanbidder. En in zijn rechterhand een nogal platte aktentas.
Bijna iedere dag zag ik hem, vijftien jaar lang. Aanvankelijke pogingen van mijn kant om hem te groeten heb ik opgegeven. De man heeft die knul op zijn racefietsje en met dat lange haar nooit gezien. Ik hem wel. En nu loop ik tijdens mijn vakantie iedere dag van en naar mijn werk, met aktentas en bril, kalend. Ik voel me die man, ga er zelfs een beetje rechter van lopen. De enige die mij ziet, ben ikzelf.