27 december 2024
Gisteren wilde ik bij de begraafplaats van Oud-Zuilen even afstappen om Maarten een groet te brengen. Hij ligt daar nu ruim een maand en op afstand knik ik bij het passeren tijdens mijn fietsrondjes wel zijn kant uit, maar daarbij bleef het dan. Op mijn vaste rondje kom ik ook langs het huis waar hij woonde en telkens keek en kijk ik even of er in de woonkamer of op zijn werkkamer boven iemand te zien is. Nu we het jaar zo onvoorzien zónder hem moeten afsluiten wilde ik even afstappen en naar zijn graf lopen. Maar er stond een man, gisteren dus, zo aandachtig door een verrekijker te turen dat ik vreesde dat ik hem zou storen. Of liever, dat ik de vogel zou storen die hij in het vizier had. Vandaar dat ik maar doorreed. Vandaag dus niet.
Jaren geleden reed ik met Maarten naar een begrafenis in Leiderdorp, een gelegenheid om het eens gezellig over begraven te hebben. Hij vertelde dat hij als bestuurslid of lid van de raad van toezicht (Maarten zat overal in) betrokken was bij de begraafplaats van Oud-Zuilen. Dat leek hem wel een plek voor mij: tussen de weilanden en je wordt er niet boven elkaar begraven maar naast elkaar. Toen ik hem vertelde dat ik er vrijwel dagelijks langsfietste, wist hij het zeker. Voor mij zou dit ‘the place to be’ zijn. Ik zei het al: dat was jaren geleden en we zijn er niet meer op terug gekomen. Een paar maanden geleden begon Mente over begraven. Daar moesten we toch eens werk van maken, zonder overigens een datum vast te stellen, begrijp me niet verkeerd, maar wel om ons alvast op een plek te oriënteren. Enfin, toen noemde ik ook Oud-Zuilen. Daar had Mente nooit aan gedacht, maar ze werd nieuwsgierig. Toevallig was ik er een paar weken daarvoor weer geweest: je hebt er sinds een paar jaar ook een deel dat natuurbegraafplaats genoemd wordt en toen ik daar met mijn wandelzwager langsliep
wilde hij daar even rondlopen, want hij zag er veel vlinders.
Een lang verhaal kort: Mente wilde daar rondkijken, dat deden we, we maakten een afspraak en reserveerden twee plekken naast elkaar. De ligging was amper een punt, de nummering iets meer, want ik wilde twee opeenvolgende nummers die correspondeerden met een tot de verbeelding sprekende psalmencombi, zoals 42 – 43 of 111 – 112. Dat lukte niet, maar we hebben toch maar gereserveerd. Zodra Maarten terug was van vakantie zou ik hem erover spreken. Die zou zeer tevreden zijn met ons voornemen en ongetwijfeld zeggen dat ik mede dankzij hem van een goede toekomst verzekerd was. Helaas liep een onderbreking van zijn vakantie uit op een plotselinge aandoening die resulteerde in zijn onverwacht overlijden en zijn begrafenis op de plek die ik vanmorgen bezocht.
Toen ik verder liep, zag ik twee mensen met de beheerder staan praten. Vrienden? Ik vergiste me niet, want ze zwaaiden naar me en de ‘hij’ van deze twee kwam op me af. We omhelsden elkaar en ook de ‘zij’ van de twee sloeg haar armen om me heen. De beheerder gaf me een hand, de rechter, terwijl hij in zijn linker het lijstje vasthield met de nummers van de graven. Ook zij dus. Niet verwonderlijk, want de ‘hij’ van de twee was / is net als Maarten een geheide bestuurstijger en beiden waren indertijd betrokken bij de overdracht van deze begraafplaats van de ene rechthebbende naar een andere.
Ik heb nog een hele toekomst voor me. Dat moet ook wel, want ik moet mijn geliefde beminnen, kinderen af- en aanvoeren, langs Gods water door Gods akkers lopen, ik moet nog schrijven, een gedicht lezen, een schilderij bekijken en ‘ic moet noch singen een liedekijn.’ Daar hoop ik nog ruim de tijd voor te hebben. ‘Nochtan moet emmer gestorven sijn.’ Op het kerkhof omhelsde ik enkele vrienden, we wonen nog wel in dezelfde straat. Daar omhelzen we elkaar zelden, op het open, winterse veld bij Oud-Zuilen deden we dat wel. We bedoelden: jij en ik, wij zijn kwetsbaar.
* foto op locatie, maar van twee maanden geleden