13 juni 2025
Ook tijdens de fietstocht door Bourgogne schreef ik Och Hedens. Ik heb ze alleen niet onmiddellijk op internet gezet. Nu ik weer thuis ben, kijkt Mente ze nog even na en zoek ik er een foto bij. Ik plaats ze in groepjes, chronologisch, waarbij de laatst gedateerde bovenaan komt te staan. Dat betekent dat er onder het stukje bovenaan een of meer andere nieuw gepubliceerde te vinden zijn.

Tien over acht fietsen we weg om de rest van de dag vooral veel sluisjes te passeren van het Canal du Nivernais. Aan het eind van de achttiende eeuw leek het bijzonder aantrekkelijk om hout via daarvoor aangelegde kanalen vanuit de Morvan naar Parijs te vervoeren. Dat gebeurde door datzelfde hout tot vlotten aan elkaar te binden. Nu zie je dat natuurlijk al heel lang niet meer, maar wel maakte ik me er een voorstelling die niet blijkt te kloppen. Niet dat dat er toe doet, maar het is wel zo. Onderweg kwamen we een replica tegen en weer wat verder ook een historische prent met toelichting. Al heel gauw kwam men indertijd op het idee om die kanalen ook beschikbaar te maken voor boten, want vervoer van andere productiegoederen van land naar stad werd steeds belangrijker. Dat betekende dat die kanalen moesten worden aangepast. Nu lijken die kanalen vooral een toeristische functie te hebben, voor de fietsers die er langs fietsen – wel in de
Bourgogne, maar toch vlak – maar ook voor de pleziervaart. Veel sluisjes zijn er en bij iedere sluis is een klein huis en bijna altijd zit daar iemand in of er staat iemand bij de sluis te wachten om in actie te komen als er boten geschut moesten worden. Ik stel me een centrale post voor die nu het toeristenseizoen weer begint telefonisch allerlei studenten, gepesioneerden of gedeeltelijk afgekeurden optrommelt om met de auto, de brommer of de fiets naar die en die sluis te gaan, want er is een boot onderweg, misschien wel drie. Wij hebben ze gezien, ook uit Groningen en uit Den Helder. Op een Franse huurboot hoorde ik in rond Hollands gezegd worden dat ‘ze’ bij Lucy zouden gaan pauzeren
Van de plaatsjes die we passeren zien we meestal niet veel meer dan een kerktoren en en bordje dat wijst welke brug je over moet om bij een plaatsje te komen. Mooi zijn ze, die jaagpaden langs het water en het volle groen de ook nog eens voor schaduw en koelte zorgt. Het is allesbehalve verleidelijk om met een bepakte fiets even landinwaarts in te schieten, hoe luchtig onze reisgids daar soms ook over doet.
Na de middag, rond de vijftig kilometer krijgt de warmte me flink te pakken. Ik moet regelmatige stoppen om op adem te komen. Het leek wel of mijn bloed begon te koken. Dat het behalve de hitte ook vooral maar startersproblemen mogen zijn. Als ik een tijdje ga liggen, zakt dat wel, maar daarvoor ga je niet fietsen en voor een reisgenoot is dat ook niet aantrekkelijk om mee te maken.
Nu is het even na tienen. Ik zit nog met een blote buik voor mijn tent en begin het koud te krijgen. Heerlijk!