12 februari 2025

Al bij het ontbijt kwam ik de Hardwerkende Nederlander tegen, nu als kopje boven een ingezonden brief in de krant. De vreugde om mijn boterham met jam was in één klap weg.
Ik houd niet van die hardwerkende Nederlander. Allereerst loopt de woordgroep metrisch uit de pas. Je kunt er geen poëzie van bakken. Ik niet.
Nog een talige reden. Ik heb ook een hekel aan de vanzelfsprekendheid waarmee iemand alles wat gereformeerd is, ik heb het over een kerkelijke gezindte, meteen streng noemt wordt, streng gereformeerd dus, en dat in één adem. Meestal is dat een pleonasme, in dit geval als stijlfout. Je hebt weliswaar veel gereformeerden die helemaal niet streng zijn, maar dat bedoelt iemand die het over streng gereformeerd heeft meestal niet. Die duidt er niet een bepaalde kleur binnen deze gezindte mee aan, maar zegt vooral wat zij of hij van die gereformeerden vindt en nog meer: hoe de lezer of luisteraar er tegenaan moet kijken. Streng als variant van extremistisch. Onzuiver taalgebruik dus bij die strenge gereformeerden. Zo ook bij de Hardwerkende Nederlanders, je weet wel, die Hollanders die alleen vanwege die identiteit zo nijver zijn. In de politiek neemt men het vaak op voor de hardwerkende Nederlander. Niet voor mensen die hard werken maar geen Nederlander zijn dus, niet voor Nederlanders in het ziekenhuis of achter de geraniums, niet voor de Nederlander die haar of zijn leven zo heeft uitgebalanceerd dat hij juist voldoende werkt om een voor zichzelf en de wereld om ons heen betekenisvol bestaan te leiden. Ook niet voor de vele mensen die bij een groot bedrijf vooral kalmpjes aan doen omdat ze geen uitslover tegenover collega’s willen
zijn, dus voor de mensen in grote kantoortuinen of werkend bij andere bedrijven waar je arbeidsproduct zo weinig interessant, relevant of controleerbaar is dat je je dagen moeiteloos doorkomt op de afdeling Debiteuren Crediteuren van Jiskefet.
Maar weer wel voor mensen die hun werk zo onhandig aanpakken dat ze van ’s morgens vroeg tot een heel eind in de avond druk in de weer zijn om nog iets voor elkaar te krijgen, waar een ander bij een efficiënte aanpak en beter toegerust een klus in vier uur had geklaard, fluitend. Hardwerkend zijn ook de mensen die er alles aan doen om nog meer inkomsten te genereren, drie miljoen is niet genoeg! Hardwerkend zijn ook de mensen die geloven in hun werk als beeldhouwer of dichter of cellist of reclasseringsambtenaar of vrijwilliger die nieuwkomers in ons land proberen te helpen bij een verblijfsvergunning of bij het aanleren van de Nederlandse taal en het wegwijzen in het reilen en zeilen in dit land.
Hardwerkend zijn ook de mensen die van busje naar deur naar busje rennen om op die dag de aan hen door hun chef gestelde taks te komen. De mensen die nul op rekest krijgen bij hun pogingen de wereld een beetje beter te maken, al was het maar door op de A12 te gaan lopen waarbij ze vervolgens afgevoerd worden in een arrestantenbusje, of die overal aankloppen om niet nog verder meegesleurd te worden in de draaikolk van een belastingschuld of die pogingen doen zichzelf in hun gevecht te weerstaan omdat ze verslaafd zijn, omdat hun lichaam of hun geestelijke gesteldheid eisen stelt.
Hardwerkende Nederlanders. Dat zijn ook de mensen die keihard werken voor hun postzegelverzameling, een recordaantal kilometers op de fiets, een domtoren van suikerklontjes, een goddelijk lichaam, een selfie met zoveel mogelijk BN’ers. Het is een lelijke uitdrukking. Het een domme uitdrukking. Het is een nietszeggende maar intussen wel misleidende uitdrukking.