26 augustus 2024
Alles glimt van nieuw en fris en uitgerust. Als ik de straat uitrijd, zijn het speeltuintje en het sportveldje daarnaast vol van kinderen. Zeer hoorbaar, maar decent. Er wordt wat gerend, maar niemand probeert een record verbeteren. Orde hoeft er niet gehouden te worden blijkbaar, want drie juffen staan bij elkaar om hun vakantieverhalen uit te wisselen. Alsof er helemaal geen kinderen zijn. Dat hoeft ook niet. Iedereen is braaf, wel opgevoed en van plan er iets moois van te maken dit nieuwe schooljaar. Mijn geoefende blik ziet hoe zelfs de jasjes en eventuele vestjes keurig bij elkaar liggen, niet verspreid, maar ook niet op een hoop.
Anderhalve kilometer verderop, in de stad, bij de singel klettert kindergeluid tegen de muren van een plein dat er de afgelopen anderhalve maand stil en verlaten bij lag. Tot genoegen van de gevels. Kinderen kunnen nu eenmaal niet stil zijn als ze buitenspelen, maar niets doet denken aan het gegil en gekrijs dat ik vorige week nog om me heen hoorde in een akoestisch veel minder gevoelige omgeving dan het eerst genoemde Lubroveldje en de school aan het Hieronymusplantsoen. Op mijn mobieltje vanmorgen een foto van Markus. Hij staat naast een klasgenootje dat devoot is gaan zitten voor zíjn foto van de eerste schooldag. Armen over elkaar, een welwillend, maar verlegen glimlachje. Het is knap hoe hij het jongetje dat naast hem staat en dat duidelijk iets vertelt over iets waar hij ondertussen naar wijst, iets interessants in dit zo nieuwe lokaal. Lukas is verhuisd naar groep vijf. Tien kilometer verderop zit Tommie, ook voor zijn eerste dag in groep drie, net als Markus. En Klaas zit vers en fruitig te wezen op zijn eerste dag in groep acht.
Aan hem denk ik het meest. De afgelopen dagen hebben we samen gekampeerd en gefietst. Klaas praat veel, maar wel een beetje zachtjes. En hij zingt, als hij met iets bezig is. Ook zachtjes. Dat wist ik niet. Ik was gisteravond snel vertrokken toen ik in bed lag en werd pas wakker toen ook Klaas keurig zijn plek in het groepje had bezet. Of zitten ze in zijn groep acht in rijtjes?
Ik maakt een recreatief rondje dat onder andere voert langs een korte broek in de uitverkoop die ik uiteindelijk niet koop, zodat mijn core business vanmorgen niet verder reikt dan fietsen onder uitstekende omstandigheden én het op een afstand waarnemen dat de scholen weer begonnen zijn en dat de start vertrouwenwekkend overkomt, al dacht ik dat gistermiddag ook toen we bij mijn broer langsfietsten en daar zagen hoe snel Max Verstappen de leiding had genomen.
Op mijn tochtje laten zich verder weinig kinderen zien. Zo hier en daar een dertien- of veertienjarige. Eentje vergezelt haar moeder op de fiets. In een parkje onder Lunetten hangen twee jongens bij een schommel op een voor de rest leeg veld. En bij Houten slenteren twee meisjes langs een vijver terwijl de daarin dobberende eenden geen enkele belangstelling voor ze tonen.
Weer vlak bij huis wacht ik samen met een meisje voor het stoplicht. Ze heeft in het mandje voor zich met een tas vol boeken. ‘Dat zijn toch geen schoolboeken?’ vraag ik. Ze blijkt onderweg te zijn naar de bibliotheek om haar vakantieboeken terug te brengen. Natuurlijk houd ik onmiddellijk heel veel van het meisje, al laat ik dat niet merken. ‘Wanneer begin je weer.’ ‘Morgen, dinsdag.’ Ik wens haar een mooi schooljaar toe en dan sprint ik weg: het stoplicht staat op groen, bovendien heb ik niet zoals zij een tas vol boeken om te vervoeren. ‘Dag meneer!’ roept het meisje nog. Ik steek mijn hand op.