22 maart 2025

‘Als je een boek van Vestdijk gaat lezen, dan moet je de eerste dertig bladzijden niet zeuren, maar gewoon stug doorlezen.’ Dat vertelde ik leerlingen. Dat is wel lang geleden; niet voor niets vroeg mijn koude achterneef (toch goed voor een plank vol met de verzamelde romans van het orakel uit Doorn), vroeg dus mijn koude achterneef zich af of we Vestdijk wel moesten meenemen de eenentwintigste eeuw in. Die vraag zal hij in 1999 gesteld hebben.
Nu is de ene roman van Vestdijk de andere niet. Er zijn werken van zijn hand waar je doorheen gaat als een warm mes door de boter, maar het kan verkeren.
De verminkte Apollo verscheen voor het eerst in mijn geboortejaar. Niet dat dat er toe doet, maar het is wel zo. Er kwam een tweede druk in 1968 en een derde in 1981. Een paar jaar later kwam de roman ook uit als deel 24 van de Verzamelde Romans van Vestdijk. Misschien verklaart dat laatste wel waarom ik de roman in 1986 bij een opruiming kon kopen voor twaalf gulden en negentig cent, in plaats van de 35,50 die er doorgaans voor gevraagd werd. Het is wel duidelijk dat dit niet Vestdijks kassucces bij uitstek is geworden. Dat begreep ik indertijd al wel. Als je aan een boek begint, moet je niet zeuren en het gewoon uitlezen. Vind ik. Bij De verminkte Apollo is dat een kleine veertig jaar geleden niet gebeurd. De materie was me te weerbarstig. Er voltrok zich iets op de bladzijden die ik las waar ik volkomen buiten bleef.
Zo moeten we voor de roman naar het Griekenland van bijna 600 voor Christus. Dat is ver weg en lang geleden en een cultuur die mij volkomen vreemd is omdat het gaat om mensen die goden dienen die ik niet ken, op een manier die volstrekt allesbehalve vanzelfsprekend voor me is. En die context doet er toe in deze roman. Ik heb geen gymnasium en dat ervaar ik als een gemis, al had ook Vestdijk geen gymnasiale opleiding.
Een paar weken geleden viel mijn oog op het boek, tijdens het stofzuigen op zolder, want
daar staat het op een van de planken boven het trapgat. Ik ben er naderhand weer in begonnen. Ook al omdat het nog steeds aan me knaagde het boek indertijd niet uitgelezen te hebben. Zoiets doe je niet. Je eet je eten op, je droogt je goed af en je leest je boek uit. Klaar!
Maar ik begon de dertiger van ooit na een paar bladzijden wel goed te begrijpen, al zette ik nu door. Ik had het immers zelf zo vaak gezegd: Nait soez’n, maar doorlezen. Voor een tweede keer voortijdig stoppen zou trouwens voelen als een driedubbele nederlaag.
Het is en blijft een moeizaam boek, maar gaandeweg ben ik er wel van onder de indruk geraakt. Na iets meer dan de voorgeschreven dertig eerste bladzijden. Met leesbevordering heeft dit boek niks te maken, maar intussen.
Vestdijk schildert een compleet maar bijzonder vreemd landschap zonder voor de lezer vertrouwde herkenningspunten, zo lijkt het aanvankelijk. En in dat landschap gaat iets bewegen, het zijn mensen, heel anders dan jij en ik. Andere waarden, andere gevoelens, gedragingen. Je komt ze langzaam maar zeker wat nader, maar ze blijven vreemd, zoals ook de wereld vreemd blijft. In dat merkwaardige landschap lopen werkelijkheid, magisch en mythisch denken beleven door elkaar. Er is geweld, slavernij, er zijn gezagsverhoudingen, maar zo anders, seksualiteit is manifest aanwezig, maar volgens patronen die ik amper kan volgen. Lezenderwijs dringt tot me door dat Vestdijk, een twintigste-eeuwse Nederlander uit Doorn, een schrijver, een verleden tevoorschijn probeert te toveren om ons ermee te betoveren. Dat zei hij namelijk ooit over de kracht van historische romans, dat het ging om de betovering van het verleden.
De verhaallijn is simpel: het gaat om een schat die door een man met een metgezel moet worden teruggevonden, een beproefd literair thema. We zoeken een graal, een verloren moeder, een schat, een schip. We vinden het en dan rest de vraag wat het eigenlijk nog waard is.
Als ik alleen in de kamer zat te lezen, las ik af en toe bladzijden hardop, zoals Vestdijk dat ook wel deed met zijn romans; die las hij voor aan zijn vrouw. Dat hardop lezen heeft het boek voor me gered. Zo kreeg ik langzaam maar zeker een beetje zicht op het landschap dat Vestdijk tevoorschijn tovert.
Of er een nog een volgende druk komt van De verminkte Apollo? Ik denk het niet. Ik zie trouwens dat de integrale tekst op internet te vinden is, maar of die ook lezers trekken zal…
Of ik het boek nogmaals lezen zal? Dat denk ik niet. Daarom zou deze roman niet meer terug hoeven op zijn plank boven het trapgat en hij zou in het kratje met boeken onder mijn bureau kunnen: uit en weg. Maar dat doe ik niet. Dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen. Zo’n boek is het, deze roman van Vestdijk.