7 januari 2025
In de vorige Och Heden maakte ik melding van het achterlichtje van mijn fiets en ook vertelde ik dat dat licht het niet deed. Maar toen ik vanmorgen de schuur in liep werd ik hartelijk begroet door een vrolijk achterlicht. Niet met een piezelig, kwijnend lampje, nee, het scheen krachtig. ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk,’ mompelde ik. ‘En zelden aangenaam,’ zou Bob den Uijl, ooit een fanatiek fietser en veelgelezen schrijver, er aan hebben toegevoegd, maar in dit geval klopte het niet. Ik deed het lichtje uit en pakte mijn andere fiets. Dat is die met het kilometertellertje, waarover ik het in het vorige stukje ook al had.
Daar is iets raars mee. Soms smokkelt hij bij de registratie van het aantal afgelegde kilometers. Eerlijk gezegd heb ik dat tellertje voor mijn dagelijkse tochten helemaal niet nodig. Ik weet hoelang die zijn en mijn benen mogen de snelheid bepalen, niet het tellertje. Maar het kind mij vindt het nu eenmaal leuk, dat tellertje. Intussen is het me de laatste maanden een paar keer overkomen dat het aantal kilometers van de dagafstand niet klopt. Mijn teller brengt er geregeld meer in rekening dan ik er afleg. Zoiets gebeurt wel eens bij een bijna leeg batterijtje en daarom verving ik er eentje, en daarna twee, één voor de teller op het stuur en één voor de sensor tussen de spaken. Het euvel bleef. Misschien is dat doordat die batterijtjes van de Aldi kwamen en al vier jaar in de la liggen, dacht ik. Dus ik kocht nieuwe, nu van die dingen waarop konijntjes het zo goed doen. Dat maakte duidelijk dat het aan het tellertje moest liggen: dat bleef zich regelmatig vergissen. Niet verwonderlijk, geen tellertje heeft zo’n lange staat van dienst als dit. Zo duur is een nieuw, eenvoudig tellertje niet.
Het kwam er alleen niet van. Het zat me blijkbaar niet hoog.
Wel jammer dat ik nooit zag, zo’n rare sprong op het tellertje. Werd ik afgeleid door ganzen, meerkoeten, ooievaars en wat niet al? Een enkele keer leek ik onder het viaduct hier een kilometer vandaan al 1600 meter gefietst te hebben. Vervolgens hield het tellertje zich keurig aan de werkelijke afstand. Dat constateerde ik ook een week of drie geleden, bij tuincentrum Steck, waar je altijd moet wachten vanwege de stoplichten bij de rotonde, maar nog geen paar honderd meter daarna was het weer raak: ineens een kilometer erbij. Hoe kan dat toch?
Vanmorgen, na het wonderbaarlijk brandende lampje van mijn andere fiets en de confrontatie van het vandaag zo brave tellertje, besloot ik deze Och Heden te wijden aan de ondoorgrondelijke wegen van machten die wij niet kennen. Dat bedacht ik terwijl ik bij de rotonde van het tuincentrum bij het stoplicht stond en nogmaals naar het tellertje keek: 17.64. Dat klopte. Ik keek naar de passerende auto’s, liet vervolgens even het hoofd hangen en wat denk je? 18.11. Terwijl ik stilstond! Ik schuifelde twintig centimeter achteruit en weer naar voren. Dat leverde 300 meter op. Nog een keer: nu 200 meter. Voor ik aan de overkant was, had het tellertje er een kilometer bijgedaan. Het leek de toeslagenaffaire wel. Maar nu wist ik hoe het zat, het heeft te maken met de sensorkabels in het wegdek bij de stoplichten. Die geven een signaal af. Niet dat ik daar het fijne van begrijp, maar intussen koester ik wel de illusie een deel van de ondergrondelijkheid van het bestaan te hebben gepareerd.
Waarom de laatste maanden pas? Waarom niet eerder? Afgelopen herfst zijn de rotonde in kwestie en de verkeerslichten daar stevig onder handen genomen. En waarom dan bij die eerste kilometer? wil je ongetwijfeld weten. Ook daar is een stoplicht, maar dat staat in al zijn fietsvriendelijkheid meestal op groen, dus daar sta ik veel minder vaak stil.