14 november 2024
Veertien dagen geleden stapte Mata Hari op me af, in het Kröller-Müllermuseum. Er gebeurde iets dat mij verbaasde. Was dat omdat ze op het levensgrote schilderij zo dik in de kleren zat dat je tussen hoed en verhullend lange en rijkelijk van bont voorziene mantel alleen maar haar in een paar streken weergegeven gezicht zag? En dat terwijl we haar van foto’s kennen waar weinig verhullende kleding ook nog eens suggereert wat er niet is. Ik heb het over een schilderij dat Isaäc Israëls maakte in 1916, dus een jaar voor haar executie, in het jaar dat ze even terug was in Den Haag. Ook. Maar vooral omdat ik haar helemaal niet herkende.
Eerlijk gezegd heeft Mata Hari, Margaretha Geertruida Zelle, al vrij snel een afgelegen plek in het archief van mijn geheugen gevonden waar ik niet vaak kom, wel in dat archief, maar niet op die plek. Ooit ontmoette ik haar in het geschiedenisboek van de derde klas van de middelbare school. Belangrijkste wapenfeit daarbij was haar executie in de Eerste Wereldoorlog, op de tweede plaats stond haar dubieuze rol als dubbelspionne, of was ze dat toch niet? En in de derde plaats als de femme fatale. Daarover lezen we op Wikipedia:
‘Een femme fatale (Frans voor ‘fatale vrouw’) is een archetype dat in kunst en literatuur voorkomt, voorgesteld als een vrouw die haar schoonheid en seksualiteit gebruikt om mannen te verleiden en in het ongeluk te storten. Een femme fatale is typisch stijlvol, arrogant, sterk, seksueel onafhankelijk, intelligent en heeft een laag beeld van mannen die zich door deze houding tegelijk aangetrokken en aangevallen voelen. Ze zal er alles aan doen om de situatie onder controle te houden.‘ Wie Mata Hari zegt, zegt femme fatale, zo lijkt het als je er Wikipedia op naleest. Bovendien tref je daar ook een foto van haar aan.
Ze zal van een verpletterende schoonheid zijn geweest, maar ik heb nooit genoeg door die foto’s heen kunnen kijken, om die verplettering te kunnen begrijpen.
Ze was een danseres, maar ik zag haar niet bewegen en ik hoorde geen muziek. En nogmaals: ze was in de eerste plaats bekend om haar dood.
Israëls schilderde mevrouw Zelle toen ze veertig was, het hoogtepunt van haar carrière lag toen al achter haar. Er waren hooguit wat armzalige allures van over gebleven die weer ten koste gingen van een riant leven. Je ziet het aan de kleren op het schilderij. Dat ze een zelfbewuste dame was, zie je ook. Rijzig en elegant. Voor dat laatste wijs ik even naar de stand van haar voeten. Ik zeg het met dank aan de schilder die ervoor koos haar zo af te beelden.
Het bovenstaande moet je vooral zien als een aanloop voor een uitgestelde mededeling, maar wel een onmisbare aanloop, omdat je anders niets van mijn verbazing zou begrijpen. Allereerst was Mata Hari mijn leven lang dus vooral een gedateerd personage, met een rolletje in wat nog minder is dan een kantlijn in een geschiedenisboek. Verder was ze als zogenaamde femme fatale meer een type dan een mens van vlees en bloed, het zielige zusje van Salomé, zeg maar.
Bij Israëls is ze geschilderd, juist van vlees en bloed. Nog iets: ik moet op het bordje naast het schilderij kijken om te zien dat deze aristocratische, struise, zelfbewuste dame Mata Hari is, en nog wel eentje die lijkt te leven. Als ik op het bordje haar identiteit ontdek, is er, merk ik, in gedachten al iets bij mij gebeurd. Ik heb dan al even moeten denken aan Ellen Vogel, die voortreffelijke Haagse actrice met een aristocratische uitstraling. En daarmee ook aan mijn moeder. Zij had iets van Ellen Vogel. Mijn moeder was ooit struis en kon statig overkomen. Dat was een verlegenheid die haar juist iets afstandelijks en dus iets gedistingeerds gaf. Ik bewonderde dat in haar.
Mijn moeder zou het waarschijnlijk niet prettig hebben gevonden dat ik bij een schilderij van Mata Hari aan haar moest denken. Ik stel daarom voor de boel om te keren. Dank zij mijn moeder komt Mata Hari me toch wat nader vanuit dat stoffige hoekje in mijn geheugenarchief. Ze wordt wat meer mens.
Daar komt bij dat naar mijn idee een femme fatale, anders dan de ‘maneater’ zoals ze als archetype wordt neergezet, speelbal is van een heleboel mannen, niet omdat die met elkaar met die bal te spelen, maar om die te vangen en ermee vandaar te gaan. ‘Fataal’ omdat ze zelf te gronde gaat, als slachtoffer van mannen en van zichzelf.
Ik ben erg gelukkig met de man die net als ik naar het schilderij staat te kijken. Alsof mijn gedachten door zíjn hoofd gaan, maar ook alsof hij namens de mannen voor wie Mata Hari een speeltje was, zijn excuses wil aanbieden.